ECLI:NL:HR:2021:590

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 april 2021
Publicatiedatum
15 april 2021
Zaaknummer
21/00720
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep wegens ontbreken handtekening advocaat

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 april 2021 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieberoep ingesteld door [de vader]. Het cassatierekest was ingediend zonder de vereiste handtekening van een advocaat bij de Hoge Raad, zoals voorgeschreven in artikel 426a lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Rotterdam en het gerechtshof Den Haag, waartegen [de vader] in cassatie is gegaan. De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink was dat [de vader] niet-ontvankelijk verklaard diende te worden in zijn cassatieberoep, omdat het verzoekschrift niet aan de wettelijke vereisten voldeed. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het verzuim niet hersteld is, aangezien [de vader] geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om het verzoekschrift opnieuw in te dienen, ondertekend door een advocaat. Hierdoor is [de vader] niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer21/00720
Datum16 april 2021
BESCHIKKING
In de zaak van
[de vader],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
hierna: [de vader].

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de beschikking in de zaak C/10/595841 van de rechtbank Rotterdam van 14 mei 2020;
de beschikking in de zaak 200.281.894/01 van het gerechtshof Den Haag van 21 oktober 2020.
[de vader] heeft tegen de beschikking van het hof beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van verzoeker in zijn cassatieberoep.
[de vader] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Het op 8 januari 2021 ingekomen verzoekschrift is ingediend door [de vader] zelf en is niet, zoals vereist door art. 426a lid 1 Rv, ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. Dit verzuim kan worden hersteld door hetzelfde verzoekschrift binnen twee weken na binnenkomst ter griffie van de Hoge Raad opnieuw in te dienen, maar nu ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt. Dit brengt mee dat [de vader] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn beroep.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart [de vader] niet-ontvankelijk in zijn beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.H. Sieburgh en F.J.P. Lock, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.J. Kroeze op
16 april 2021.