Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
13 april 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 april 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was eerder veroordeeld voor wederspannigheid en werd opnieuw veroordeeld voor het aanwezig hebben van heroïne en cocaïne, het vernielen van een wasbak en wederspannigheid. De strafoplegging van twee maanden gevangenisstraf werd door het hof gemotiveerd op basis van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waarbij het hof ook rekening hield met de eerdere veroordeling van de verdachte voor wederspannigheid.
De Hoge Raad oordeelde dat de strafoplegging ontoereikend was gemotiveerd, omdat de eerdere veroordeling van de verdachte nog niet onherroepelijk was ten tijde van het begaan van de nieuwe wederspannigheid. De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie over de voorwaarden waaronder rekening kan worden gehouden met niet tenlastegelegde feiten bij de strafoplegging. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, en wees de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling.
Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering van de strafoplegging, vooral wanneer eerdere veroordelingen worden betrokken bij de beoordeling van de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte. De Hoge Raad bevestigt dat een eerdere veroordeling onherroepelijk moet zijn op het moment van het begaan van het feit waarop de strafoplegging betrekking heeft, om deze te kunnen meewegen in de strafmotivering.