ECLI:NL:HR:2021:531

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 april 2021
Publicatiedatum
8 april 2021
Zaaknummer
20/00301
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de voortzetting van een vennootschap onder firma door een commanditaire vennootschap en de toepassing van kwekersrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 april 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure waarbij eiseressen, bestaande uit een ontbonden vennootschap onder firma en een commanditaire vennootschap, in cassatie zijn gegaan tegen eerdere arresten van het gerechtshof Den Haag. De zaak betreft de voortzetting van een vennootschap onder firma door een commanditaire vennootschap en de toepassing van kwekersrecht in relatie tot teeltmateriaal, onder de Zaaizaad- en plantgoedwet en het communautaire kwekersrecht. De Hoge Raad heeft de klachten van eiseressen over de arresten van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de arresten. De Hoge Raad heeft daarbij geen motivering hoeven geven, omdat de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep verworpen en eiseressen in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van de verweerster op nihil zijn begroot.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer20/00301
Datum9 april 2021
ARREST
In de zaak van
1. de (ontbonden) v.o.f. [eiseres 1],
voorheen gevestigd te [vestigingsplaats],
2. CV [eiseres 2],
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERESSEN tot cassatie,
hierna gezamenlijk in enkelvoud: [eiseressen],
advocaat: D.Th.J. van der Klei,
tegen
[verweerster] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: [verweerster],
niet verschenen.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de vonnissen in de zaak C/09/384910 / HA ZA 11-176 van de rechtbank Den Haag van 20 november 2013, 8 januari 2014 en 6 juli 2016;
de arresten in de zaak 200.204.297/01 van het gerechtshof Den Haag van 13 februari 2018 en 29 oktober 2019.
[eiseressen] heeft tegen de arresten van het hof beroep in cassatie ingesteld.
Tegen [verweerster] is verstek verleend.
De zaak is voor [eiseressen] toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiseressen] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van de middelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de arresten van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van deze arresten. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt [eiseressen] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.H. Sieburgh en F.J.P. Lock, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.J. Kroeze op
9 april 2021.