Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
30 maart 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 maart 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam, dat op 22 oktober 2013 was gewezen. De verdachte, geboren in 1981, had beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door advocaat F.T.C. Dölle. De advocaat-generaal F.W. Bleichrodt concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar enkel met betrekking tot de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De advocaat-generaal stelde voor om de gevangenisstraf te verminderen naar de gebruikelijke maatstaf en verwerping van het beroep voor het overige.
De Hoge Raad heeft het cassatiemiddel beoordeeld en vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, was overschreden. Dit leidde tot de conclusie dat het cassatiemiddel slaagde. De Hoge Raad heeft vervolgens de opgelegde gevangenisstraf van twee maanden verminderd naar één maand en drie weken. De uitspraak van het hof werd vernietigd, maar het beroep werd voor het overige verworpen. Deze beslissing werd genomen in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz en werd uitgesproken tijdens een openbare terechtzitting.