ECLI:NL:HR:2021:443

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 maart 2021
Publicatiedatum
25 maart 2021
Zaaknummer
19/05702
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de ontbinding van een overeenkomst en de tekortkoming die deze rechtvaardigt

In deze zaak heeft Equip Rental BVBA, gevestigd te Tessenderlo, België, cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De verweerster in deze zaak, [verweerster] B.V., heeft incidenteel cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft daarbij geen motivering hoeven geven, omdat de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 26 maart 2021 de vorderingen van Equip afgewezen en de kosten van het geding in cassatie aan beide partijen opgelegd. De kosten aan de zijde van [verweerster] zijn begroot op € 2763,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan. De uitspraak is gedaan door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, C.H. Sieburgh, A.E.B. ter Heide, en openbaar uitgesproken door raadsheer M.J. Kroeze.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer19/05702
Datum26 maart 2021
ARREST
In de zaak van
EQUIP RENTAL BVBA,
gevestigd te Tessenderlo, België,
EISERES tot cassatie, verweerster in het incidentele cassatieberoep,
hierna: Equip,
advocaat: H.J.W. Alt,
tegen
[verweerster] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het incidentele cassatieberoep,
hierna: [verweerster],
advocaat: T.T. van Zanten.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de vonnissen in de zaak C/15/235016 / HA ZA 15-762 van de rechtbank Noord-Holland van 24 februari 2016, 28 juni 2017 en 25 oktober 2017;
het arrest in de zaak 200.226.887/01 van het gerechtshof Amsterdam van 17 september 2019.
Equip heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld. [verweerster] heeft incidenteel cassatieberoep ingesteld.
Partijen hebben over en weer een verweerschrift tot verwerping van het beroep ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, en voor [verweerster] mede door M.E. ten Brinke.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping van het principale en incidentele cassatieberoep.
De advocaat van Equip heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van de middelen in het principale en in het incidentele beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
in het principale beroep:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt Equip in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 2763,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien Equip deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan;

in het incidentele beroep:

  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt [verweerster] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Equip begroot op € 2763,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.H. Sieburgh en A.E.B. ter Heide, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.J. Kroeze op
26 maart 2021.