ECLI:NL:HR:2021:424

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 maart 2021
Publicatiedatum
18 maart 2021
Zaaknummer
19/04926
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over schadevergoeding na beëindigingsovereenkomst met vergoeding volgens sociaal plan en verdeling bewijslast

In deze zaak heeft [Werknemer] cassatie ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof Den Haag. De zaak betreft een geschil over de schadevergoeding na een beëindigingsovereenkomst die was afgesloten met een vergoeding volgens een sociaal plan. NN PERSONEEL B.V., de werkgever, heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad heeft de klachten van [Werknemer] over de beschikking van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de beschikking. De Hoge Raad heeft daarbij geen verdere motivering gegeven, omdat het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft het principale beroep van [Werknemer] verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van NN zijn begroot op € 6.799,07 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris. De beschikking is gegeven op 19 maart 2021 en openbaar uitgesproken door raadsheer M.J. Kroeze. De zaak heeft ook samenhang met een andere zaak, genummerd 19/04927, die eveneens door de Hoge Raad is behandeld.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer19/04926
Datum19 maart 2021
BESCHIKKING
In de zaak van
[Werknemer],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie, verweerder in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
hierna: [Werknemer],
advocaat: Chr.F. Kroes,
tegen
NN PERSONEEL B.V., voorheen NN INSURANCE PERSONEEL B.V.,
gevestigd te Den Haag,
VERWEERSTER in cassatie, verzoekster in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
hierna: NN,
advocaat: S.F. Sagel.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de beschikking in de zaak 7084673 RP VERZ 18-50412 van de kantonrechter te Den Haag van 25 oktober 2018;
de beschikking in de zaak 200.251.611/01 van het gerechtshof Den Haag van 30 juli 2019.
[Werknemer] heeft tegen de beschikking van het hof beroep in cassatie ingesteld.
NN heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. Het cassatierekest en het verweerschrift tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan deze beschikking gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer een verweerschrift tot verwerping van het beroep ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal R.H. de Bock strekt tot verwerping van het principale cassatieberoep.
De advocaat van [Werknemer] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel in het principale beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over de beschikking van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die beschikking. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
Het incidentele beroep, dat is ingesteld onder de voorwaarde dat het middel in het principale beroep tot vernietiging van de beschikking van het hof leidt, behoeft gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen behandeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het principale beroep;
  • veroordeelt [Werknemer] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van NN begroot op € 6.799,07 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris.
Deze beschikking is gegeven door de vicepresident C.A. Streefkerk als voorzitter en de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, C.H. Sieburgh, H.M. Wattendorff en A.E.B. ter Heide, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.J. Kroeze op
19 maart 2021.