In deze zaak heeft [Werknemer] cassatie ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof Den Haag. De zaak betreft een geschil over de schadevergoeding na een beëindigingsovereenkomst die was afgesloten met een vergoeding volgens een sociaal plan. NN PERSONEEL B.V., de werkgever, heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad heeft de klachten van [Werknemer] over de beschikking van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de beschikking. De Hoge Raad heeft daarbij geen verdere motivering gegeven, omdat het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft het principale beroep van [Werknemer] verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van NN zijn begroot op € 6.799,07 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris. De beschikking is gegeven op 19 maart 2021 en openbaar uitgesproken door raadsheer M.J. Kroeze. De zaak heeft ook samenhang met een andere zaak, genummerd 19/04927, die eveneens door de Hoge Raad is behandeld.