Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
16 maart 2021.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 23 december 2019 is gewezen. De zaak betreft een verkeersongeval dat plaatsvond in 2016 bij Hoogeveen, waarbij een persoon aan de kant van de weg is omgekomen. De verdachte wordt beschuldigd van het schenden van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, dat betrekking heeft op het veroorzaken van een dodelijk ongeval, en artikel 8.2.b van dezelfde wet, dat rijden onder invloed van alcohol verbiedt. De Hoge Raad heeft op 16 maart 2021 het cassatieberoep van de verdachte beoordeeld. De advocaat van de verdachte, J. Boksem, heeft een schriftuur ingediend, die aan het arrest is gehecht. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en de procureurgeneraal heeft de gelegenheid gekregen om advies uit te brengen. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen en heeft besloten het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals toegestaan onder artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. De beslissing van de Hoge Raad is dat het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard.