ECLI:NL:HR:2021:403
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Den Haag over naheffingsaanslag parkeerbelasting
In deze zaak heeft belanghebbende, [X] te [Z], beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 19 juni 2020, nr. BK-19/00786. Dit hoger beroep volgde op een eerdere uitspraak van de Rechtbank Rotterdam (nr. ROT 19/710) waarin een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting aan belanghebbende was opgelegd. De Hoge Raad heeft de klacht van belanghebbende over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat de klacht niet kon leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. Dit oordeel werd niet verder gemotiveerd, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 19 maart 2021 door de raadsheer M.A. Fierstra als voorzitter, samen met de raadsheren J. Wortel en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.