ECLI:NL:HR:2021:396
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Rechtbank Limburg inzake belastingzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 maart 2021 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende, [X] te [Z], tegen de uitspraak van de Rechtbank Limburg van 24 april 2020, nummer AWB/ROE 19/257 V. De Rechtbank had eerder op 16 juli 2019 een uitspraak gedaan waartegen belanghebbende verzet had aangetekend. Belanghebbende heeft in cassatie een aantal klachten ingediend tegen de uitspraak van de Rechtbank. De Hoge Raad heeft deze klachten beoordeeld en geconcludeerd dat ze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank. De Hoge Raad heeft daarbij geen motivering hoeven geven voor zijn oordeel, aangezien de klachten niet relevant waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Fierstra als voorzitter, samen met de raadsheren J. Wortel en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.