Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
26 januari 2021.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 30 januari 2020 is gewezen. De verdachte, geboren in 1990, is beschuldigd van poging tot doodslag op drie personen. Dit gebeurde tijdens een uitgaansnacht waarin hij een vuurwapen trok en meerdere malen de trekker overhaalde. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie op 26 januari 2021 behandeld. De advocaat van de verdachte, B. Klunder, heeft een schriftuur ingediend, die aan het arrest is gehecht. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en de procureur-generaal heeft de gelegenheid gekregen om advies uit te brengen. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Daarom heeft de Hoge Raad besloten om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals voorzien in artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. De beslissing is genomen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, samen met de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.