Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beslissing
9 maart 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 maart 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 5 februari 2020. De verdachte was in 2018 in Rotterdam betrokken bij een poging tot moord door met een vuurwapen op drie personen te schieten, en had daarnaast vuurwapens en munitie in zijn bezit. Het hof had de verdachte schadevergoedingsmaatregelen opgelegd, waarbij de gijzeling bij gebreke van betaling was vastgesteld op meer dan 360 dagen. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen inzake de duur van de gijzeling. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en vastgesteld dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak, behalve voor de duur van de gijzeling. De Hoge Raad heeft de duur van de gijzeling verminderd tot het wettelijk maximum van één jaar, waarbij de gijzeling voor de schadevergoedingsmaatregelen ten behoeve van de slachtoffers is vastgesteld op respectievelijk 276, 59 en 25 dagen. De Hoge Raad heeft het beroep voor het overige verworpen.