ECLI:NL:HR:2021:341

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 maart 2021
Publicatiedatum
4 maart 2021
Zaaknummer
20/01494
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de Nederlandse rechter in zaken van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van minderjarigen

In deze zaak gaat het om een verzoek tot cassatie van de vader en de stiefmoeder, beiden woonachtig in de Verenigde Staten, tegen de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Gelderland, locatie Arnhem. De zaak betreft de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de kinderrechter en het gerechtshof, waartegen de vader en de stiefmoeder in cassatie zijn gegaan. De advocaat van de verzoekers is C. Reijntjes-Wendenburg, terwijl M.M. van Asperen de Raad voor de Kinderbescherming vertegenwoordigt. De Advocaat-Generaal P. Vlas heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.

De Hoge Raad heeft de klachten van de verzoekers beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de beschikking van het hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 5 maart 2021 het beroep verworpen, waarmee de eerdere beslissingen van de lagere rechters in stand zijn gebleven.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer20/01494
Datum5 maart 2021
BESCHIKKING
In de zaak van
1. [de vader],
2. [de stiefmoeder],
beiden wonende in de Verenigde Staten van Amerika,
VERZOEKERS tot cassatie,
hierna: de vader en de stiefmoeder,
advocaat: C. Reijntjes-Wendenburg,
tegen
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING, REGIO GELDERLAND, LOCATIE ARNHEM,
gevestigd te Arnhem,
VERWEERDER in cassatie,
hierna: de raad,
advocaat: M.M. van Asperen,
als belanghebbende is in hoger beroep aangemerkt:
de gecertificeerde instelling STICHTING JEUGDBESCHERMING GELDERLAND,
gevestigd te Doetinchem,
hierna: de GI,
niet verschenen.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de beschikking in de zaak C/05/363302 / ZJ-RK 19-1195 van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland van 10 december 2019;
de beschikking in de zaak 200.270.639 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 5 maart 2020.
De vader en de stiefmoeder hebben tegen de beschikking van het hof beroep in cassatie ingesteld. Het verzoekschrift is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De raad heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De GI heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over de beschikking van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die beschikking. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.H. Sieburgh en A.E.B. ter Heide, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.J. Kroeze op
5 maart 2021.