ECLI:NL:HR:2021:299

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 februari 2021
Publicatiedatum
25 februari 2021
Zaaknummer
20/02933
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van het verzoek tot herziening van een eerder arrest inzake betalingsonmacht

In deze zaak hebben de belanghebbenden, [X1] en [X2], een verzoek tot herziening ingediend tegen een eerder arrest van de Hoge Raad van 18 september 2020. Dit verzoek betreft de betaling van het griffierecht, waarbij de belanghebbenden een beroep op betalingsonmacht hebben gedaan. De griffier van de Hoge Raad heeft hen herhaaldelijk in de gelegenheid gesteld om de benodigde verklaring omtrent afwezigheid van vermogen in te dienen, maar deze verklaring is niet ontvangen. Daarnaast is hen een termijn gesteld voor de betaling van het griffierecht, welke termijn ook niet is nageleefd. De belanghebbenden hebben in hun correspondentie met de Hoge Raad geen overtuigende redenen aangevoerd voor het niet tijdig betalen van het griffierecht. Op basis van artikel 8:41, lid 6, tweede volzin, in verbinding met artikel 8:119, lid 2, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het verzoek tot herziening niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om de belanghebbenden in de proceskosten te veroordelen. Het arrest is uitgesproken op 26 februari 2021 door de raadsheer P.M.F. van Loon als voorzitter, samen met de raadsheren E.F. Faase en J.A.R. van Eijsden, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer20/02933
Datum26 februari 2021
ARREST
in de zaak van
[X1] en [X2] te [Z] (hierna: belanghebbenden)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het verzoek tot herziening van het arrest van de Hoge Raad der Nederlanden van 18 september 2020, nr. 20/00366, ECLI:NL:HR:2020:1435.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het verzoek tot herziening

Belanghebbenden hebben ter zake van de betaling van het voor het herzieningsverzoek verschuldigde griffierecht een beroep op betalingsonmacht gedaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbenden bij aangetekende brief van 3 november 2020 in de gelegenheid gesteld de daarbij gevoegde verklaring omtrent afwezigheid van vermogen, binnen twee weken na dagtekening van die brief, volledig ingevuld en ondertekend aan de Hoge Raad terug te zenden. Deze brief is volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL afgeleverd op het door belanghebbenden opgegeven adres. Belanghebbenden hebben de hiervoor vermelde verklaring niet aan de Hoge Raad geretourneerd.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbenden bij aangetekende brief van 24 november 2020 gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling daarvan een termijn van vier weken gesteld. Deze brief is volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL afgeleverd op het door belanghebbenden opgegeven adres. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbenden bij brief van 12 januari 2021 in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. Hetgeen belanghebbenden in hun brief van 16 januari 2021 aanvoeren, vormt geen grond voor het oordeel dat belanghebbenden niet in verzuim zijn geweest.
Het verzoek tot herziening moet daarom op grond van artikel 8:41, lid 6, tweede volzin, in verbinding met artikel 8:119, lid 2, van de Awb niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het verzoek tot herziening nietontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer P.M.F. van Loon als voorzitter, en de raadsheren E.F. Faase en J.A.R. van Eijsden, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2021.