Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
2 maart 2021.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 23 oktober 2019 is gewezen. De verdachte, geboren in 1966, heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak van het hof. De advocaat R.A. van der Horst heeft namens de verdachte cassatiemiddelen voorgesteld. De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte beoordeeld, die onder andere betrekking hadden op de afwijzing van het verzoek tot het horen van getuigen, de vraag van opzet, de verwerping van het niet-ontvankelijkheidsverweer op basis van de inkeerbepaling, en de strafmotivering. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. Het was niet nodig om te motiveren waarom dit oordeel is gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen op 2 maart 2021.