ECLI:NL:HR:2021:259

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 februari 2021
Publicatiedatum
17 februari 2021
Zaaknummer
20/03721
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van beroep in cassatie tegen uitspraak College van Beroep voor het bedrijfsleven inzake vergunning intrekking financiële producten

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 februari 2021 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [X] B.V. tegen de Stichting Autoriteit Financiële Markten. Het beroep was gericht tegen een uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 10 november 2020, waarin het hoger beroep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Rotterdam werd behandeld. De Rechtbank had de intrekking van een vergunning voor het bemiddelen en/of adviseren in financiële producten beoordeeld.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie onderzocht. Volgens artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie kan de Hoge Raad alleen kennisnemen van cassatieberoepen tegen uitspraken van de bestuursrechter als dit bij wet is bepaald. In dit geval was er geen wettelijke bepaling die het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven mogelijk maakte, aangezien deze uitspraak betrekking had op een beslissing ingevolge de Wet op het financieel toezicht.

Daarom heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren. Tevens heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, samen met de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, en is openbaar uitgesproken op 19 februari 2021.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer20/03721
Datum19 februari 2021
ARREST
in de zaak van
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STICHTING AUTORITEIT FINANCIËLE MARKTEN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 10 november 2020, nr. 18/1501, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Rotterdam (nr. ROT 18/1128) betreffende de intrekking van een vergunning voor het bemiddelen en/of adviseren in financiële producten.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Ingevolge artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie neemt de Hoge Raad alleen kennis van het beroep in cassatie tegen uitspraken van de bestuursrechter voor zover dit bij wet is bepaald. Er is geen wettelijke bepaling die beroep in cassatie openstelt tegen een uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven als deze, die is gedaan in een geschil betreffende een beslissing ingevolge de Wet op het financieel toezicht. Het beroep in cassatie dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2021.