Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
9 maart 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 maart 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 24 december 2019. De verdachte, geboren in 1990, was beschuldigd van medeplegen van poging tot doodslag, gepleegd door als lid van een motorclub op klaarlichte dag in een woonwijk met een vuurwapen in de richting van twee anderen te schieten. De verdediging voerde verschillende cassatiemiddelen aan, waaronder bewijsklachten en een beroep op noodweer. De advocaat-generaal, D.J.M.W. Paridaens, concludeerde tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom het tot dit oordeel kwam, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de uitspraak van het gerechtshof in stand bleef.