ECLI:NL:HR:2021:208

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 februari 2021
Publicatiedatum
9 februari 2021
Zaaknummer
20/03214
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie tegen uitspraak van de Rechtbank Den Haag

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 februari 2021 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [X] te [Z], Verenigde Staten van Amerika, tegen de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Het beroep in cassatie was gericht tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 2 september 2020, die betrekking had op een verzet tegen een eerdere uitspraak van 15 mei 2020. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er geen wettelijke basis is voor het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag, aangezien de wet alleen cassatie toestaat tegen uitspraken van de bestuursrechter in specifieke gevallen. De Hoge Raad heeft geconcludeerd dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk is, wat betekent dat de zaak niet verder in behandeling wordt genomen. Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Deze beslissing is genomen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, samen met de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, en is openbaar uitgesproken op de genoemde datum.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer20/03214
Datum12 februari 2021
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] , Verenigde Staten van Amerika (hierna: belanghebbende)
tegen
de MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 2 september 2020, nr. SGR 19/7662 V, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank van 15 mei 2020.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Ingevolge artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie neemt de Hoge Raad alleen kennis van het beroep in cassatie tegen uitspraken van de bestuursrechter voor zover dit bij wet is bepaald. Er is geen wettelijke bepaling die beroep in cassatie openstelt tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag als de onderhavige, die is gedaan op verzet tegen een met toepassing van artikel 8:54 Awb gedane uitspraak. Dit heeft evenzeer te gelden indien in de brief bij toezending van de aangevallen uitspraak van de Rechtbank ten onrechte een rechtsmiddelverwijzing is opgenomen. Het beroep in cassatie dient daarom niet–ontvankelijk te worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2021.