ECLI:NL:HR:2021:1986

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 december 2021
Publicatiedatum
23 december 2021
Zaaknummer
20/02869
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet digitale indiening

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 december 2021 uitspraak gedaan in een cassatieberoep dat was ingesteld door J.H. Weermeijer te Eindhoven. Het beroep in cassatie was gericht tegen een uitspraak op verzet van de Rechtbank Noord-Holland van 7 augustus 2020, met nummer HAA 19/4898 V. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het cassatieberoep niet ontvankelijk is, omdat het beroepschrift niet digitaal was ingediend, terwijl dit wel verplicht was volgens de regelgeving die van toepassing was op het moment van indiening. De indiener, een beroepsmatig optredende rechtsbijstandverlener, had het beroepschrift op 16 september 2020 per fax ingediend, maar had geen gevolg gegeven aan een verzoek van de griffier om het beroepschrift binnen zes weken digitaal in te dienen via het webportaal van de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie onderzocht en geconcludeerd dat de indiener niet aan de vereisten heeft voldaan. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om de proceskosten te veroordelen. Het arrest is openbaar uitgesproken en de beslissing is dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk wordt verklaard.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer20/02869
Datum24 december 2021
ARREST
op het door J.H. Weermeijer te Eindhoven ingediende beroep in cassatie tegen de uitspraak op verzet van de Rechtbank Noord-Holland van 7 augustus 2020, nr. HAA 19/4898 V [1] .

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

1.1
In deze zaak is bij brief beroep in cassatie ingesteld. Het cassatieberoep is gericht tegen een uitspraak van de Rechtbank van 7 augustus 2020. Uit het beroepschrift in cassatie blijkt dat het cassatieberoep is ingesteld door een beroepsmatig optredende rechtsbijstandverlener namens [X] te [Z]. De Hoge Raad heeft dat beroepschrift op 16 september 2020 per fax ontvangen.
1.2
Artikel 1 van het Besluit van 6 maart 2019, Staatsblad 2020, 99 [2] , brengt mee dat een beroepsmatig optredende rechtsbijstandverlener verplicht is digitaal te procederen in die gevallen waarin het beroep in cassatie is gericht tegen een uitspraak die op of na 15 april 2020 is bekendgemaakt. Dat is in deze zaak het geval zodat het beroepschrift in cassatie digitaal, via het webportaal van de Hoge Raad, had moeten worden ingediend.
De griffier van de Hoge Raad heeft de indiener van het beroepschrift daarom (laatstelijk) bij brief van 13 oktober 2021 (onder meer) verzocht het beroepschrift in cassatie binnen zes weken via het webportaal van de Hoge Raad in te dienen. Deze brief is aangetekend verzonden en is volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL afgeleverd op het door de gemachtigde van belanghebbende opgegeven adres. De indiener van het beroepschrift heeft geen gevolg gegeven aan dat verzoek.
Daarom zal de Hoge Raad met toepassing van artikel 8:36a, lid 5, Awb het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 24 december 2021.

Voetnoten

2.Besluit van 6 maart 2019, houdende vaststelling van het tijdstip van gedeeltelijke inwerkingtreding van de Wet van 13 juli 2016 tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht (Stb. 2016, 288), de Invoeringswet vereenvoudiging en digitalisering procesrecht, het Besluit digitalisering burgerlijk procesrecht en bestuursprocesrecht en het Aanpassingsbesluit vereenvoudiging en digitalisering procesrecht (Inwerkingtredingsbesluit digitaal procederen in bestuursrechtelijke cassatieprocedures).