ECLI:NL:HR:2021:1975
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam over douanerechten
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 december 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [X] B.V. tegen de Staatssecretaris van Financiën en de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid). De zaak betreft de uitnodigingen tot betaling van douanerechten die aan de belanghebbende waren uitgereikt. De Hoge Raad oordeelde dat de middelen die door de belanghebbende waren voorgesteld niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam, dat op 3 december 2020 had geoordeeld in deze kwestie. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven voor dit oordeel, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Daarnaast heeft de Hoge Raad de proceskosten niet toegewezen, omdat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De belanghebbende had ook verzocht om vergoeding van immateriële schade vanwege de lange duur van de procedure. Het Hof had eerder al een vergoeding van immateriële schade toegekend voor de overschrijding van de redelijke termijn bij de procedure na verwijzing door de Hoge Raad. De Hoge Raad oordeelde echter dat de onderhavige cassatieprocedure niet onredelijk lang had geduurd en zag daarom geen aanleiding om een aanvullende vergoeding van immateriële schade toe te kennen.
De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. Deze uitspraak is gedaan door de vice-president M.E. van Hilten, samen met de raadsheren E.N. Punt en M.A. Fierstra, en werd in het openbaar uitgesproken op 24 december 2021.