In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 december 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure waarbij de aansprakelijkheid van een stichting ter discussie stond. De eiseres, een stichting, had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betrof een val uit een kerstboom door een vrijwilliger, waarbij de vraag was of de stichting aansprakelijk was, hetzij als opdrachtgever op basis van artikel 7:400 BW, hetzij op basis van artikel 7:658 lid 4 BW. De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet konden leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. Het incidentele beroep van de verweerder, dat was ingesteld onder de voorwaarde dat het principale beroep tot vernietiging van het arrest zou leiden, behoeft geen behandeling. De Hoge Raad heeft het principale beroep verworpen en de eiseres veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerder zijn begroot op € 415,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.