In deze zaak heeft Evides N.V. cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De zaak betreft de wijziging van de systematiek van heffing van vastrecht voor de levering van drinkwater door Evides, die als monopolist opereert. Evides heft niet langer vastrecht per centrale aansluiting bij recreatieparken, maar per verbruiksadres. Dit leidde tot vragen over de geoorloofdheid van deze wijziging en of de voorwaarden en tarieven 'niet discriminerend' zijn. De Hoge Raad heeft de klachten van Evides over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft daarbij geen motivering hoeven geven, omdat de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep van Evides verworpen en haar veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerders zijn begroot op € 902,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.