ECLI:NL:HR:2021:1925
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaald griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 december 2021 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van A.F.M.J. Verhoeven tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 27 juli 2021. Het beroep in cassatie werd niet-ontvankelijk verklaard omdat de indiener van het beroepschrift het verschuldigde griffierecht niet had betaald. De griffier van de Hoge Raad had de indiener op 22 september 2021 gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht en een termijn van vier weken gesteld. Ondanks dat de brief op het opgegeven adres was afgeleverd, werd het griffierecht niet voldaan. Op 21 oktober 2021 werd de indiener in de gelegenheid gesteld om te verklaren waarom het griffierecht niet was betaald, maar de aangevoerde redenen werden door de Hoge Raad niet als voldoende beschouwd. Hierdoor werd het beroep in cassatie op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad besloot verder geen proceskosten toe te wijzen, aangezien er geen aanleiding voor was. De uitspraak werd gedaan door vice-president M.E. van Hilten, samen met de raadsheren E.N. Punt en J.A.R. van Eijsden, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.