ECLI:NL:HR:2021:1920

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 december 2021
Publicatiedatum
16 december 2021
Zaaknummer
20/01093
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in ontnemingsvordering na termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 december 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure ingesteld door het openbaar ministerie tegen een uitspraak van het gerechtshof Den Haag van 13 maart 2020. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene, geboren in 1966. Het openbaar ministerie stelde dat de vordering niet ontvankelijk was, omdat deze niet binnen de termijn van twee jaar, zoals voorgeschreven in artikel 511b lid 1 van het Wetboek van Strafvordering, was ingediend. De advocaat-generaal D.J.C. Aben concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing van de ontnemingszaak voor herbehandeling.

De Hoge Raad oordeelde dat het cassatiemiddel slaagde, omdat het hof ten onrechte had geoordeeld dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk was in de vordering. De Hoge Raad verwees naar een eerder arrest (ECLI:NL:HR:2021:1917) waarin vergelijkbare redenen werden besproken. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof en wees de zaak terug naar het gerechtshof Den Haag, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht en afgedaan. Dit arrest benadrukt het belang van de termijnen in het strafrecht en de mogelijkheid voor het openbaar ministerie om ontnemingsvorderingen in te stellen, zelfs na termijnoverschrijding, mits er bijzondere omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer20/01093 P
Datum21 december 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het gerechtshof Den Haag van 13 maart 2020, nummer 22-005497-17, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste
van
[betrokkene] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966,
hierna: de betrokkene.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door het openbaar ministerie. Het heeft bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De raadsman van de betrokkene, J.T.E. Vis, advocaat te Amsterdam, heeft het beroep van het openbaar ministerie tegengesproken.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing c.q. verwijzing van de ontnemingszaak, teneinde opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De raadsman van de betrokkene heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt over het oordeel van het hof dat het openbaar ministerie nietontvankelijk is in de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, nu de vordering niet binnen de in artikel 511b lid 1 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) genoemde termijn van twee jaren aanhangig is gemaakt en geen sprake is van bijzondere omstandigheden die met zich brengen dat het rechtsgevolg van nietontvankelijkverklaring in de ontnemingsvordering achterwege wordt gelaten.
2.2
Het cassatiemiddel slaagt. De redenen daarvoor staan vermeld in het arrest dat de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak 20/01089 P, ECLI:NL:HR:2021:1917.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Den Haag, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
21 december 2021.