ECLI:NL:HR:2021:1881

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 december 2021
Publicatiedatum
14 december 2021
Zaaknummer
20/02368
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en rechtsgeldigheid van e-mailcommunicatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 december 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was eerder door de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland veroordeeld tot een taakstraf van 24 uren wegens het niet voldoen aan de vordering van een ambtenaar om aan te tonen dat zijn auto verzekerd was. De verdachte had hoger beroep ingesteld, maar op 13 juli 2020 een e-mail gestuurd naar de strafgriffie van het hof waarin hij aangaf het hoger beroep in te trekken. Twee dagen later verzocht hij om deze intrekking als niet verzonden te beschouwen, wat leidde tot juridische complicaties over de rechtsgeldigheid van de intrekking.

De Hoge Raad oordeelde dat de inhoud van de e-mail van de verdachte als een duidelijke en ondubbelzinnige intrekking kon worden beschouwd. Het hof had terecht geoordeeld dat de e-mail, waarin de verdachte expliciet melding maakte van de intrekking van zijn hoger beroep, niet aan de vereisten van een schriftelijke volmacht voldeed, maar dat dit niet noodzakelijk was voor de rechtsgeldigheid van de intrekking. De Hoge Raad bevestigde dat alleen een duidelijke en ondubbelzinnige intrekking als rechtsgeldige intrekking kan gelden, en dat het aan de in hoger beroep oordelende rechter is om te beslissen of aan deze voorwaarden is voldaan. De Hoge Raad verwierp het cassatiemiddel en verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep, waardoor het eerdere vonnis onherroepelijk werd.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer20/02368
Datum14 december 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 16 juli 2020, nummer 21-002009-19, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft B.P.M. Canoy, advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De plaatsvervangend advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt over het oordeel van het hof dat sprake is van een duidelijke en ondubbelzinnige intrekking van het hoger beroep door de verdachte.
2.2.1
De kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland heeft de verdachte bij vonnis van 12 april 2019 ter zake van – kort gezegd – niet voldoen aan de vordering van een ambtenaar om aan te tonen dat aan de verzekeringsplicht voor zijn motorrijtuig is voldaan, veroordeeld tot een taakstraf van 24 uren, subsidiair 12 dagen hechtenis. De verdachte heeft op 12 april 2019 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter.
2.2.2
Bij de stukken bevindt zich een e-mailbericht van de verdachte van 13 juli 2020 gericht aan de strafgriffie van het hof met als onderwerp “intrekken hoger beroep”. Dit e-mailbericht houdt het volgende in:
“Geachte heer/mevrouw,
Een hoger beroep is kansloos als de rechter vooringenomen is, als er over het functioneren van hem of haar enige vorm van twijfel bestaat is een hoger beroep geen hoger beroep, regelmatig word ik door uw hof al weggezet als crimineel eenmaal in het beeld van justitie is voor altijd een nieuwe kans een schone lei als je de betekenis als rechtspraak niet kent waar moet de verdachte zich dan nog aan vast zetten. De puinhoop binnen uw organisatie is dermate groot iedereen binnen de rechtbank kan doen waar hij of zij zin in heeft en klacht indienen is kansloos want die wordt niet serieus genomen.
Via deze mail en met deze verklaring trek ik het hoger beroep van donderdag 16 juli 2020 met de volgende parketnummers te weten 96-017356-19 en 96-257413-18 ik zie de reactie graag tegemoet.
Met vriendelijke groeten
[verdachte].”
2.2.3
Naar aanleiding van dit e-mailbericht van de verdachte is op 13 juli 2020 door de griffier van de rechtbank een “akte intrekken hoger beroep” opgemaakt. Deze akte houdt onder meer het volgende in:
“Op 13 juli 2020 kwam ter griffie van deze rechtbank, [betrokkene 2], medewerkster informatiebalie bij voornoemde rechtbank die - daartoe gemachtigd blijkens de aan deze akte gehechte brief welke dient te worden beschouwd als een bijzondere volmacht - verklaarde namens
[verdachte],
(...)
het hoger beroep in te trekken tegen het eindvonnis, door de Kantonrechter in deze rechtbank, locatie Leeuwarden, op 12 april 2019 gewezen.”
2.2.4
Bij de stukken bevinden zich verder twee e-mailberichten van de verdachte van 14 juli 2020 gericht aan de strafgriffie van het hof, met als inhoud:
“Onderwerp: RE: intrekken hoger beroep
Hallo,
U mag de eerdere mail over de intrekking als niet verzonden beschouwen we zijn er donderdag gewoon mijn advocaat en ik.
Mvg [verdachte].”
en
“Onderwerp: Toelichting intrekken hoger beroep ongedaan maken
Geachte heer/mevrouw,
Via deze e-mail wil ik het intrekken van het hoger beroep ongedaan maken.
In eerste instantie had ik moeite met het rond krijgen van mijn advocaat dat is inmiddels gelukt en deze heeft de stukken ontvangen, daarnaast heb ik vrij op me werk kunnen krijgen om toch aanwezig te kunnen zijn.
Ik wil u vriendelijk verzoeken op basis van de bovengenoemde argumenten de eerdere e-mail met verzoek tot intrekking als niet verzonden te beschouwen.
Mvg [verdachte].”
2.2.5
Daarnaast bevindt zich bij de stukken een e-mailbericht van de raadsvrouw van de verdachte van 15 juli 2020 gericht aan de strafgriffie van het hof. Dit e-mailbericht houdt in:
“Onderwerp: [verdachte] (...) en 21/002009-19 SPOED!!
Edelachtbare Heer/Vrouwe,
In bovengenoemde zaak zullen morgen, donderdag 16 juli 2020 om 9.30 uur, de hoger beroepzaken van mijn cliënt worden behandeld.
Gisteren ontving ik echter een afschrift van de strafgriffie inhoudende twee Aktes intrekking Hoger Beroep.
Ten aanzien van de aktes merk ik op dat het e-mailbericht niet gezien kan worden als bijzondere volmacht aan de strafgriffie om namens hem het hoger beroep in te trekken. Er is niet geverifieerd of het schrijven daadwerkelijk afkomstig was van mijn cliënt nu het schrijven niet is ondertekend. Een dergelijk schrijven voldoet dan ook niet aan de vereiste van schriftelijke volmacht.
Bovendien was mijn kantoorgenoot, mr. B.P.M. Canoy, reeds als advocaat gesteld in beide zaken. Het had dan ook op de weg gelegen van de griffie om voorafgaand aan het opstellen van de aktes, contact op te nemen met de advocaat. Met name gezien de inhoud van het e-mailbericht en het tijdstip waarop deze was verzonden.
Naar mijn mening is dan ook geen sprake van een rechtsgeldige intrekking.
Graag zou ik het bovenstaande morgenvroeg met Uw Gerechtshof bespreken. Indien mocht blijken dat het schrijven niet gezien kan worden als een verzoek van mijn cliënt om het hoger beroep in te trekken, en mijn cliënt derhalve ontvankelijk is, zal de zaak inhoudelijk behandeld kunnen worden. Hierbij merk ik op voorhand op dat het hoger beroep is ingesteld vanwege de hoogte van de opgelegde straf (strafmaat). Ten aanzien van de bewezenverklaring zal worden gerefereerd aan het oordeel van het Hof.
Vertrouwende u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
In afwachting van uw reactie,
Met vriendelijke groet,
Mw.mr. M. Rosema.”
2.2.6
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 16 juli 2020 houdt, voor zover voor de beoordeling van het cassatiemiddel van belang, het volgende in:
“De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van het hof te zijn genaamd:
(...)
De verdachte wordt ter zitting bijgestaan door mr. M. Rosema, advocaat te Leeuwarden.
(...)
De raadsheer stelt aan de orde dat van de verdachte op 13 juli 2020 bij de griffie van het gerechtshof een emailbericht is binnengekomen waarin de verdachte aangeeft het hoger beroep in te trekken. Dit bericht heeft er vervolgens toe geleid dat een akte intrekking hoger beroep is opgemaakt.
Op vragen van de raadsheer antwoordt de verdachte - zakelijk weergegeven - als volgt:
Ik heb het emailbericht verzonden. Ik had eerder een beroep in een andere zaak uit 2018 lopen. Daarvoor heb ik vastgezeten omdat de taakstraf was omgezet. Ik kreeg daarvan bericht dat de zaak was ingetrokken. Ik dacht dat dat deze zaak was. Ik dacht laat maar zitten. Ik heb daarna toch contact gezocht met het advocatenkantoor. Ik haal heel veel dossiers door elkaar heen. Alles bij het openbaar ministerie en justitie is een gebed zonder einde en een gevecht met een reus dat je niet wint. Ik handel uit emotie en denk niet altijd even goed na.
De raadsvrouw van verdachte brengt - zakelijk weergegeven - het volgende naar voren:
Mijn cliënt erkent dat een email is verstuurd, maar ik meen dat die niet voldoet aan de vereisten van schriftelijkheid. Het is geen volmacht om het hoger beroep in te trekken. Er is niet geverifieerd of de mail van mijn cliënt kwam en de mail is ook niet ondertekend. De griffie kon en mocht niet verstaan dat de email als bijzondere volmacht kon gelden. De inhoud toont emotie en gelet op het tijdstip, had er twijfel moeten ontstaan.
De griffie had even bij ons kantoor moeten informeren. Er is dan ook geen sprake van een duidelijke en ondubbelzinnige intrekking.
Op vragen van de advocaat-generaal welke zaken de verdachte door elkaar haalt en of hij de parketnummers van die zaken weet, antwoordt de verdachte - zakelijk weergegeven -:
De parketnummers eindigen op -18 en -19. Voor deze zitting heb ik wel vijf of zes keer de politie aan de deur gehad. Dan weet ik niet meer waar het over gaat en dat is te wijten aan correspondentie van de rechtbank. De dagvaarding is twee dossiernummers op een briefje zonder omschrijving van de zaak. In februari 2020 was er ook een zaak op zitting. Dat ging om iets uit 2018, waar ik ook al voor gezeten heb. Dat is toch raar.
De advocaat-generaal brengt haar standpunt naar voren, dat - zakelijk weergeven - luidt:
Als het hoger beroep wordt ingetrokken dan is dat onherroepelijk. Slechts onder bijzondere omstandigheden geldt een intrekking niet. De vraag is wat de griffie had kunnen en moeten begrijpen. Ik verwijs naar een arrest van de Hoge Raad van 17 maart 2020 (ECLI:NL:HR:2020:437). De rechter moet kijken of er sprake was van een duidelijke en ondubbelzinnige intrekking. De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat er geen schriftelijke volmacht was. Maar de Hoge Raad tolereert een ruimhartige omgang met brieven en mails van een verdachte. Ik ga niet mee met het standpunt van de raadsvrouw, want in de mail staat heel duidelijk dat het hoger beroep wordt ingetrokken. Ik meen dat de strafgriffie de mail mocht en kon verstaan als intrekking. De verdachte is regelmatig bij de rechter geweest. Hij weet hoe het loopt. Dan is de vraag of er sprake is van bijzondere omstandigheden. De verdachte zegt dat hij in de war was met een andere zaak. Maar die andere zaak was in februari 2020 al afgedaan. Alles bij elkaar meen ik dat de intrekking op bewuste datum geldig is en daarmee onherroepelijk. De verdachte is niet-ontvankelijk.
De raadsvrouw reageert - zakelijk weergegeven - als volgt:
De email was niet ondertekend. Ik blijf er bij dat er geen sprake was van een schriftelijke volmacht. Het woordje ‘in’ ontbreekt bovendien. Letterlijk staat er niet dat mijn cliënt wil intrekken. De bijzondere omstandigheden zijn dat cliënt drie zaken had lopen. De andere zaak was niet-ontvankelijk verklaard. Hij heeft het niet goed begrepen. Het is niet zo dat hij dacht dat het om die zaak zou gaan, maar door alle emotie heeft hij gedacht dat het geen zin meer had. Dit gaat ook om twee oude zaken. Daarbij gaat het niet om de bewezenverklaring maar om de straf. Het is geen rechtsgeldige intrekking. Cliënt is wel ontvankelijk in hoger beroep.
De verdachte verklaart - zakelijk weergegeven -:
Ik kan hoger beroep instellen bij de rechtbank maar niet via de mail. Hoe kan het dat hoger beroep instellen via de mail niet kan en nu er een intrekking is via de mail, de mail rechtsgeldig is? Het is maar net hoe het uitkomt. Ik heb ook nog een mail gestuurd om het ongedaan te maken. Ondanks dat ik vrij vaak met het openbaar ministerie en justitie in aanraking kom is het geen dagelijkse kost voor mij.”
2.2.7
Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep en daartoe in zijn aantekening mondeling arrest het volgende overwogen:
“Het hof verstaat het hoger beroep als ingetrokken, omdat de inhoud van de mail ondubbelzinnig en duidelijk is en er ook geen twijfel is dat de verdachte die heeft verstuurd. In de mail zijn de parketnummers vermeld zodat voor verdachte duidelijk moet zijn geweest welke zaken het betrof. De griffie heeft juist gehandeld door de mail naar de rechtbank door te sturen voor het laten opmaken van een akte intrekking.
Het ligt op de weg van de verdachte om contact op te nemen met de raadsvrouw indien hij intrekking overweegt. De intrekking blijft staan en daarom wordt de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep.
Het hof verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het door hem ingestelde hoger beroep.”
2.3
Op grond van artikel 453 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering brengt intrekking van het hoger beroep mee afstand van de bevoegdheid dit rechtsmiddel opnieuw aan te wenden. Dit heeft tot gevolg dat het betreffende vonnis onherroepelijk wordt en niet meer kan worden aangetast. Een en ander brengt met zich dat alleen een duidelijke en ondubbelzinnige intrekking als rechtsgeldige intrekking kan gelden. Het is de in hoger beroep oordelende rechter die beslist over de vraag of van rechtsgeldige intrekking sprake is. (Vgl. HR 17 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:437.)
2.4
Het hof heeft geoordeeld dat de inhoud van het onder 2.2.2 weergegeven e-mailbericht, dat – zoals het hof heeft vastgesteld – door de verdachte zelf is verstuurd, als een duidelijke en ondubbelzinnige intrekking kan gelden. Dat oordeel getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is, ook in het licht van wat de verdediging heeft aangevoerd, niet onbegrijpelijk.
2.5
Het cassatiemiddel faalt.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
14 december 2021.