ECLI:NL:HR:2021:1863

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 december 2021
Publicatiedatum
9 december 2021
Zaaknummer
19/05585
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de overbrenging van afvalstof 'produced water' van Angola naar Nederland en de toepassing van het Marpol-verdrag

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 december 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag, economische kamer, van 27 november 2019. Het beroep in cassatie is ingesteld door het openbaar ministerie, dat een cassatiemiddel heeft voorgesteld. De raadslieden van de verdachte, R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker, hebben het beroep van het openbaar ministerie tegengesproken. De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven voor dit oordeel, mede gezien het arrest dat op dezelfde dag is uitgesproken in de samenhangende zaak 19/05584, ECLI:NL:HR:2021:1862. De Hoge Raad oordeelt dat het niet nodig is om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van het openbaar ministerie verworpen, waarmee de uitspraak van het hof in stand blijft. Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/05585 E
Datum14 december 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag, economische kamer, van 27 november 2019, nummer 22-005092-16, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door het openbaar ministerie. Het heeft bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De raadslieden van de verdachte, R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker, allen advocaat te Rotterdam, hebben het beroep van het openbaar ministerie tegengesproken.
De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het - mede gelet op het arrest dat de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak 19/05584, ECLI:NL:HR:2021:1862 - namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
14 december 2021.