ECLI:NL:HR:2021:1847

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 december 2021
Publicatiedatum
9 december 2021
Zaaknummer
21/03548
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Crisismaatregel en medische verklaring afgegeven op naam van tweelingzus van betrokkene. Machtiging tot voortzetting crisismaatregel mogelijk (art. 7:7 Wvggz)?

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 december 2021 uitspraak gedaan over een cassatieberoep van betrokkene, die in beroep ging tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant. De rechtbank had op 23 juni 2021 een machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel verleend, die oorspronkelijk op 19 juni 2021 door de burgemeester van Vught was afgegeven. De crisismaatregel was echter op naam van de tweelingzus van betrokkene afgegeven, wat leidde tot verwarring. Betrokkene stelde dat de beschikking niet rechtsgeldig was, omdat de crisismaatregel en de medische verklaring niet op haar naam stonden.

De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat de crisismaatregel en de medische verklaring, hoewel op naam van de tweelingzus, in werkelijkheid betrekking hadden op betrokkene. De rechtbank had tijdens de mondelinge behandeling geverifieerd dat de crisismaatregel daadwerkelijk voor betrokkene was bedoeld en dat dit ook door haar was bevestigd. De melding van de geneesheer-directeur over de foutieve naamgeving werd door de rechtbank als voldoende bewijs gezien om de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel te verlenen.

De Hoge Raad verwierp het cassatieberoep en oordeelde dat de rechtbank geen onjuiste rechtsopvatting had gehanteerd. De beslissing van de rechtbank om de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel te verlenen, werd daarmee bekrachtigd. De zaak benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij het opstellen van juridische documenten en de noodzaak om verwarring over identiteiten te voorkomen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer21/03548
Datum10 december 2021
BESCHIKKING
In de zaak van
[betrokkene],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
hierna: betrokkene,
advocaat: C. Reijntjes-Wendenburg,
tegen
DE OFFICIER VAN JUSTITIE IN HET ARRONDISSEMENT OOST-BRABANT,
VERWEERDER in cassatie,
hierna: de officier van justitie,
niet verschenen.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak C/01/372041/FA RK 21-2826 van de rechtbank Oost-Brabant van 23 juni 2021.
Betrokkene heeft tegen de beschikking van de rechtbank beroep in cassatie ingesteld. De procesinleiding is aan deze beschikking gehecht.
De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.L.C.C. Lückers strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

2.Uitgangspunten en feiten

2.1
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) Op 19 juni 2021 heeft de burgemeester van de gemeente Vught op de voet van art. 7:1 lid 1 Wvggz een crisismaatregel genomen op grond waarvan betrokkene is opgenomen.
(ii) In de crisismaatregel van de burgemeester staat niet de naam van betrokkene, maar die van haar tweelingzus vermeld. Ook de medische verklaring waarop de crisismaatregel is gebaseerd, vermeldt niet de naam van betrokkene, maar die van haar tweelingzus.
(iii) In een e-mailbericht van het Bureau Geneesheer-directeur van 21 juni 2021 aan de afdeling verplichte zorg van het Openbaar Ministerie met als onderwerp “foutieve gegevens in afgegeven crisismaatregel” wordt het volgende vermeld:
“Zaterdag 19-06-2021 is er een crisismaatregel afgegeven voor:
[tweelingzus van betrokkene] geb. [datum] 1983
BSN: (…)
Dit is echter niet de persoon welke is beoordeeld en opgenomen met een CM.
Deze crisismaatregel had moeten worden afgegeven voor de tweelingzus van bovenstaande:
[betrokkene], geb. [datum] 1983
BSN: (…)
Zij is beoordeeld en opgenomen bij Reinier van Arkel, Locatie HIC
Ik heb in Khonraad de foutieve voorletters en het foutieve BSN nummer gewijzigd in de juiste (van [betrokkene]).
Echter (…) de pdf-documenten zoals beschikking en medische verklaring worden niet nog naderhand aangepast. In deze stukken blijft de naam [tweelingzus van betrokkene] staan.
Het is mij niet geheel duidelijk hoe dit correct aan te passen/op te lossen nu het hier om een persoonsverwisseling gaat.”
(iv) Bij verzoekschrift van 21 juni 2021 heeft de officier van justitie verzocht om een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van betrokkene te verlenen.
(v) Op 23 juni 2021 heeft de mondelinge behandeling van het verzoek plaatsgevonden. Het proces-verbaal van de mondelinge behandeling vermeldt, voor zover van belang, het volgende:
“Betrokkene
Het klopt dat op 19 juni 2021 voor mij een crisismaatregel is afgegeven.
Rechter
Er was wat verwarring omdat u een tweelingzus heeft. Ik ga ervan uit dat zij niet met een crisismaatregel is opgenomen en dat het over u gaat.
Betrokkene
Dat klopt.
(…)
Advocaat
Primair: niet-ontvankelijkheid, want de crisismaatregel is voor de tweelingzus geschreven. Tot gisteren was voor mij onduidelijk hoe het zat. Ik vind dat er geen basis kan zijn voor een voortzetting. Ik begrijp de belangen maar dit hoort gewoon goed te gaan.”
2.2
De rechtbank heeft een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verleend tot en met 14 juli 2021. Daartoe heeft zij, voor zover in cassatie van belang, het volgende overwogen:
“Ontvankelijkheid
De op 19 juni 2021 afgegeven beschikking tot het nemen van een crisismaatregel is per abuis afgegeven ten behoeve van de tweelingzus van betrokkene. De advocaat van betrokkene heeft daarom verzocht om de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in het verzoek tot verlenging van de crisismaatregel. De rechtbank gaat daar niet in mee. Uit de stukken blijkt namelijk dat deze schrijffout door de verzoeker is opgemerkt, maar dat het niet mogelijk bleek om deze te herstellen. Bovendien is het verzoek gedaan ten behoeve van betrokkene en de rechtbank heeft tijdens de mondelinge behandeling vastgesteld dat de crisismaatregel is afgegeven ten behoeve van haar en niet van haar tweelingzus.”

3.Beoordeling van het middel

3.1
Het middel klaagt dat de rechtbank een machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel heeft afgegeven zonder dat aan de wettelijke vereisten was voldaan. Het middel wijst erop dat ten aanzien van betrokkene geen crisismaatregel en medische verklaring zijn afgegeven. Deze staan namelijk op naam van haar tweelingzus. Uit de gedingstukken blijkt niet dat de burgermeester en de rapporterend psychiater zich in de persoon hebben vergist. De rechtbank heeft dat ook niet geverifieerd, aldus het middel.
3.2
De rechtbank heeft acht geslagen op de melding namens de geneesheer-directeur aan de officier van justitie (zie hiervoor in 2.1 onder (iii)), inhoudende dat de crisismaatregel en de medische verklaring abusievelijk de naam van de tweelingzus van betrokkene en niet die van betrokkene zelf vermelden. Deze melding strookt met de verantwoordelijkheid van de geneesheer-directeur voor een compleet samengesteld dossier en de kwaliteit daarvan [1] en past in zijn adviserende rol bij de voorbereiding van een verzoekschrift voor een machtiging tot verplichte zorg, [2] die onder meer meebrengt dat hij de officier van justitie op de hoogte stelt van kennelijke fouten in het dossier.
Daarnaast heeft de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling geverifieerd of de crisismaatregel ten aanzien van betrokkene was afgegeven en ten uitvoer gelegd. Betrokkene heeft dit bevestigd (zie hiervoor in 2.1 onder (v)).
Op grond van het voorgaande mocht de rechtbank ervan uitgaan dat de medische verklaring en de crisismaatregel die op naam van de tweelingzus van betrokkene waren gesteld, in werkelijkheid betrekking hadden op betrokkene en dat dit voor betrokkene ook duidelijk was. De rechtbank heeft geen blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door onder die omstandigheden de machtiging tot voorzetting van de crisismaatregel ten aanzien van betrokkene af te geven.
Het middel faalt.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vicepresident C.A. Streefkerk, als voorzitter, en de raadsheren A.E.B. ter Heide en F.R. Salomons, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff op
10 december 2021.

Voetnoten

1.Vgl. Kamerstukken II 2013/14, 32399, nr. 10, p. 43.
2.Vgl. HR 2 oktober 2020, ECLI:NL:HR:2020:1545, rov. 3.1.3