ECLI:NL:HR:2021:1844

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 december 2021
Publicatiedatum
9 december 2021
Zaaknummer
20/02953
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid makelaar voor onjuiste informatie over woonoppervlakte woning en schadevergoeding

In deze zaak heeft [eiseres] B.V. beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het gerechtshof Den Haag van 23 juni 2020. De Hoge Raad heeft de klachten over dit arrest beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De zaak betreft de aansprakelijkheid van een makelaar voor onjuiste informatie over de woonoppervlakte van een woning. [Eiseres] heeft gesteld dat zij schade heeft geleden door deze onjuiste informatie en vordert schadevergoeding. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten van [eiseres] niet gegrond zijn en heeft het cassatieberoep verworpen. Tevens is [eiseres] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerders zijn begroot op nihil.

De uitspraak is gedaan door de vicepresident en vier raadsheren, waarbij de raadsheer H.M. Wattendorff de uitspraak in het openbaar heeft gedaan. De zaak is van belang voor de rechtsontwikkeling op het gebied van onrechtmatige daad en aansprakelijkheid in het civiele recht.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer20/02953
Datum10 december 2021
ARREST
In de zaak van
[eiseres] B.V. ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
EISERES tot cassatie,
hierna: [eiseres] ,
advocaten: B.T.M. van der Wiel en A. Stortelder,
tegen
1. [verweerder 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
2. [verweerster 2],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
hierna gezamenlijk: [verweerders] ,
niet verschenen.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
het vonnis in de zaak C/09/540981/HA ZA 17-1068 van de rechtbank Den Haag van 5 september 2018;
de arresten in de zaak 200.259.321/01 van het gerechtshof Den Haag van 28 mei 2019 en 23 juni 2020.
[eiseres] heeft tegen het arrest van het hof van 23 juni 2020 beroep in cassatie ingesteld.
Tegen [verweerders] is verstek verleend.
De zaak is voor [eiseres] toegelicht door haar advocaten, en mede door N.M. Bilderbeek.
De conclusie van de Advocaat-Generaal W.L. Valk strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaten van [eiseres] hebben schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerders] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren C.E. du Perron, C.H. Sieburgh, H.M. Wattendorff en F.J.P. Lock, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff op
10 december 2021.