In deze zaak hebben de eiseressen, bestaande uit [eiseres 1] B.V. en MAATSCHAP [eiseres 2], beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 14 april 2020. De eiseressen hebben de makelaar aangesproken op aansprakelijkheid wegens onjuiste informatie over de woonoppervlakte van een woning, wat hen schade heeft berokkend. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de klachten van de eiseressen over het arrest van het hof onderzocht. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van het arrest, en dat het niet nodig was om te motiveren waarom dit oordeel is gegeven. Dit is in lijn met artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat de Hoge Raad niet hoeft in te gaan op vragen die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. De Hoge Raad heeft het beroep van de eiseressen verworpen en hen in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van de verweerders op nihil zijn begroot. Het arrest is uitgesproken op 10 december 2021 door de vicepresident en de raadsheren in een openbare zitting.