In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een beschikking van de rechtbank Gelderland, gedateerd 30 november 2020, met nummer RK 19/155. De klagers, A. en B., hebben beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank die betrekking heeft op een vordering als bedoeld in artikel 552p lid 2 van het Wetboek van Strafvordering. Dit betreft een verzoek om rechtshulp van Roemeense justitiële autoriteiten met betrekking tot het verstrekken van voorwerpen en gegevens.
Klaagster A. heeft via haar advocaat N. Gonzalez Bos cassatiemiddelen ingediend, terwijl klaagster B. geen middelen heeft ingediend. De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft vervolgens de ontvankelijkheid van het beroep van klaagster B. beoordeeld en vastgesteld dat aan de wettelijke termijn voor het indienen van cassatiemiddelen niet is voldaan. Hierdoor kon de Hoge Raad het beroep van klaagster B. niet in behandeling nemen.
Wat betreft de klachten van klaagster A. heeft de Hoge Raad deze beoordeeld, maar geconcludeerd dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht.
De Hoge Raad heeft uiteindelijk besloten om het beroep van klaagster B. niet-ontvankelijk te verklaren en het beroep van klaagster A. te verwerpen. Deze beschikking is gegeven op 7 december 2021 en uitgesproken ter openbare terechtzitting.