ECLI:NL:HR:2021:1830

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 december 2021
Publicatiedatum
6 december 2021
Zaaknummer
20/04422
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen beschikking rechtbank Gelderland inzake vordering rechtshulp Roemeense autoriteiten

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een beschikking van de rechtbank Gelderland, gedateerd 30 november 2020, met nummer RK 19/155. De klagers, A. en B., hebben beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank die betrekking heeft op een vordering als bedoeld in artikel 552p lid 2 van het Wetboek van Strafvordering. Dit betreft een verzoek om rechtshulp van Roemeense justitiële autoriteiten met betrekking tot het verstrekken van voorwerpen en gegevens.

Klaagster A. heeft via haar advocaat N. Gonzalez Bos cassatiemiddelen ingediend, terwijl klaagster B. geen middelen heeft ingediend. De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft vervolgens de ontvankelijkheid van het beroep van klaagster B. beoordeeld en vastgesteld dat aan de wettelijke termijn voor het indienen van cassatiemiddelen niet is voldaan. Hierdoor kon de Hoge Raad het beroep van klaagster B. niet in behandeling nemen.

Wat betreft de klachten van klaagster A. heeft de Hoge Raad deze beoordeeld, maar geconcludeerd dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht.

De Hoge Raad heeft uiteindelijk besloten om het beroep van klaagster B. niet-ontvankelijk te verklaren en het beroep van klaagster A. te verwerpen. Deze beschikking is gegeven op 7 december 2021 en uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer20/04422 B
Datum7 december 2021
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Gelderland van 30 november 2020, nummer RK 19/155, op een vordering als bedoeld in artikel 552p
lid 2 van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klager 1] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966,
en
[klager 2] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
hierna: de klagers.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klagers. Namens de klager [klager 2] , geboren op [geboortedatum] 1992, zijn geen cassatiemiddelen voorgesteld.
Namens de klager [klager 1] , geboren op [geboortedatum] 1966, heeft N. Gonzalez Bos, advocaat te Den Haag, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft in deze laatste zaak geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep dat is ingesteld door de klager [klager 2]

De wet bepaalt binnen welke termijn een advocaat namens de klager een schriftuur met cassatiemiddelen (klachten) bij de Hoge Raad moet indienen. Aan die verplichting is niet voldaan. Het gevolg daarvan is dat de Hoge Raad het beroep van de klager niet in behandeling kan nemen (zie artikel 447 lid 5 van het Wetboek van Strafvordering).

3. Beoordeling van de cassatiemiddelen die namens de klager [klager 1] zijn ingediend

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- verklaart het beroep van de klager [klager 2] niet-ontvankelijk;
- verwerpt het beroep dat is ingesteld door de klager [klager 1] .
Deze beschikking is gegeven door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
7 december 2021.