ECLI:NL:HR:2021:1823

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 december 2021
Publicatiedatum
3 december 2021
Zaaknummer
21/01845
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch inzake medeplegen doodslag en wegmaken van lijk

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat op 15 april 2021 is gewezen. De verdachte, geboren in 1970, is beschuldigd van medeplegen van doodslag en het wegmaken van een lijk. De feiten van de zaak zijn als volgt: in 2018 heeft de verdachte in 's-Hertogenbosch een ander met een houten paal meermalen tegen het hoofd geslagen, wat heeft geleid tot de dood van het slachtoffer. Vervolgens heeft de verdachte het levenloze lichaam in het water gedumpt.

De Hoge Raad heeft het cassatieberoep beoordeeld en de klachten over de uitspraak van het hof in overweging genomen. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen om een advies uit te brengen. Na beoordeling van de ingediende klachten is de Hoge Raad tot de conclusie gekomen dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Daarom heeft de Hoge Raad besloten om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals voorzien in artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 7 december 2021, waarbij het beroep van de verdachte niet-ontvankelijk is verklaard. Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, samen met de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en C. Caminada, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/01845
Datum7 december 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 15 april 2021, nummer 20-001762-19, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft O.J. Much, advocaat te Rotterdam, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen een advies uit te brengen. De Hoge Raad is tot het oordeel gekomen dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Hij zal daarom gebruikmaken van de mogelijkheid om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren (zie artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
7 december 2021.