ECLI:NL:HR:2021:1820

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 december 2021
Publicatiedatum
2 december 2021
Zaaknummer
21/02560
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake griffierecht en digitaal dossier

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 december 2021 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van V. Quacken tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 11 mei 2021. Het beroep in cassatie was ingesteld via het digitale webportaal van de Hoge Raad, maar de indiener had het verschuldigde griffierecht niet betaald. De griffier had de indiener op 28 juli 2021 gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht en een termijn van vier weken gesteld. Ondanks dat de indiener toegang had tot het digitale dossier, heeft hij geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te reageren op het niet betalen van het griffierecht. De Hoge Raad concludeert dat het beroep in cassatie op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Hoge Raad ziet geen aanleiding om de proceskosten te veroordelen. Het arrest is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de raadsheren.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer21/02560
Datum3 december 2021
ARREST
op het door V. Quacken te Nijmegen ingestelde beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 11 mei 2021, nr. 19/01765.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Het beroepschrift in cassatie is digitaal via het webportaal van de Hoge Raad ingediend en volgens het beroepschrift ingesteld namens [X] te [Z].
De griffier van de Hoge Raad heeft de indiener van het beroepschrift bij aangetekende brief van 28 juli 2021 gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling daarvan een termijn van vier weken gesteld. Deze brief is volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL afgeleverd op het door de indiener van het beroepschrift opgegeven adres. Het griffierecht is niet voldaan.
Aangezien aan de indiener van het beroepschrift in cassatie op 25 juni 2021 toegang is verleend tot het digitaal dossier, heeft de griffier van de Hoge Raad op 26 augustus 2021 een bericht in dat digitale dossier geplaatst waarbij de indiener van het beroepschrift in de gelegenheid is gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet is betaald. Van de plaatsing van het hiervoor vermelde bericht in het digitaal dossier is eveneens op 26 augustus 2021 een notificatie verzonden naar het e–mailadres dat de indiener voor dit doel heeft opgegeven. Op grond hiervan neemt de Hoge Raad aan dat de indiener van het beroepschrift dit bericht heeft ontvangen, en wel, gelet op artikel 8:36c, lid 2, Awb, op 26 augustus 2021. Van de gelegenheid tot het doen van de hiervoor bedoelde mededeling is geen gebruik gemaakt.
Het beroep in cassatie moet daarom op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb niet–ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 3 december 2021.