ECLI:NL:HR:2021:1817

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 december 2021
Publicatiedatum
2 december 2021
Zaaknummer
21/03542
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake belastingrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 december 2021 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie dat was ingesteld door A.F.M.J. Verhoeven te Westerhoven. Het beroep was gericht tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 20 juli 2021, met nummer 19/00743. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het beroepschrift in cassatie was ingediend namens een partij aangeduid als [X] te [Z]. De griffier van de Hoge Raad heeft de indiener verzocht om binnen zes weken een bewijsstuk over te leggen waaruit blijkt dat hij gemachtigd was om het beroepschrift in te dienen, of een verklaring van degene namens wie hij het beroep had ingesteld dat deze daarmee instemde. Dit verzoek is op 20 augustus 2021 per aangetekende brief verzonden en volgens Track&Trace van PostNL is deze brief afgeleverd op het opgegeven adres. Echter, de indiener heeft de gevraagde machtiging of verklaring niet overgelegd. Hierdoor concludeert de Hoge Raad dat de indiener niet bevoegd was om het beroep in cassatie in te dienen. Op basis van deze overwegingen heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer21/03542
Datum3 december 2021
ARREST
op het door A.F.M.J. Verhoeven te Westerhoven ingestelde beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 20 juli 2021, nr. 19/00743 [1] .

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Het beroepschrift in cassatie is volgens het beroepschrift ingesteld namens [X] te [Z].
De griffier van de Hoge Raad heeft de indiener van het beroepschrift daarop verzocht binnen zes weken een bewijsstuk over te leggen waaruit blijkt dat hij is gemachtigd om het beroepschrift in cassatie in te dienen, dan wel een verklaring van degene namens wie hij beroep in cassatie heeft ingesteld dat deze daarmee instemt. Dat verzoek is bij aangetekende brief van 20 augustus 2021 aan de indiener van het beroepschrift verzonden. Volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is die brief afgeleverd op het door de indiener van het beroepschrift opgegeven adres. De indiener van het beroepschrift heeft de gevraagde machtiging of verklaring echter niet overgelegd. Daarom gaat de Hoge Raad ervan uit dat de indiener van het beroepschrift daartoe niet bevoegd was, en zal de Hoge Raad het beroep in cassatie op die grond niet-ontvankelijk verklaren.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en J.A.R. van Eijsden, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 3 december 2021.