ECLI:NL:HR:2021:1807

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 december 2021
Publicatiedatum
2 december 2021
Zaaknummer
20/01849
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over onrechtmatige daad tegen gemeente in verband met wegbestemmen woning

In deze zaak hebben eisers in cassatie beroep ingesteld tegen de arresten van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 9 juli 2019 en 17 maart 2020. De Gemeente Borne heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad heeft de klachten van eisers over de arresten van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die arresten. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De beslissing van de Hoge Raad houdt in dat het principale beroep wordt verworpen. Tevens zijn eisers veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de Gemeente zijn begroot op € 902,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan. Dit arrest is gewezen op 3 december 2021 en is openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer20/01849
Datum3 december 2021
ARREST
In de zaak van
1. [eiseres 1],
2. [eiser 2],
3. [eiseres 3],
4. [eiseres 4],
5. [eiser 5],
6. [eiseres 6],
allen wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie, verweerders in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
hierna gezamenlijk: [eisers],
advocaat: J. den Hoed,
tegen
GEMEENTE BORNE,
zetelende te Borne,
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
hierna: de Gemeente,
advocaat: J.F. de Groot.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding tot dusver verwijst de Hoge Raad naar:
zijn arrest van 6 oktober 2017 in de zaak 16/02508, ECLI:NL:HR:2017:2563;
de arresten in de zaak 200.231.394/01 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 27 maart 2018, 9 juli 2019 en 17 maart 2020.
[eisers] hebben beroep in cassatie ingesteld tegen de arresten van 9 juli 2019 en 17 maart 2020.
De Gemeente heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld.
Partijen hebben over en weer een verweerschrift tot verwerping van het beroep ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, en voor de Gemeente mede door R.G. Bloemberg.
De conclusie van de Advocaat-Generaal B.J. Drijber strekt tot verwerping van het principaal cassatieberoep.
De advocaat van [eisers] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel in het principale beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over de arresten van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die arresten. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
Het incidentele beroep, dat is ingesteld onder de voorwaarde dat het middel in het principale beroep tot vernietiging van de arresten van het hof leidt, behoeft gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen behandeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het principale beroep;
  • veroordeelt [eisers] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Gemeente begroot op € 902,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eisers] deze niet binnen veertien dagen na heden hebben voldaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, als voorzitter, S.J. Schaafsma en F.R. Salomons, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff op
3 december 2021.