In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht, gaat het om de verdeling van de nalatenschap van twee erflaters, waarbij de erfgenamen van de ene erflater, [erflaatster 1], in cassatie zijn gegaan tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire. De zaak betreft een perceel grond in Sint Maarten, dat door een van de erfgenamen, [verzoeker 5], wordt bewoond en geëxploiteerd als bar-restaurant. De erfgenamen van [erflaatster 2] hebben in de procedure scheiding en deling gevorderd van het perceel, met toebedeling aan hen en ontruiming door [verzoeker 5]. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld op basis van de vraag of het hof in hoger beroep het verbod van reformatio in peius heeft geschonden. De Hoge Raad oordeelt dat het hof inderdaad een onjuiste rechtsopvatting heeft gehanteerd door te beslissen dat de verkoop van het perceel moet plaatsvinden zonder dat [verzoeker 5] de mogelijkheid heeft om het perceel te verwerven. De Hoge Raad vernietigt het vonnis van het hof en bevestigt het vonnis van het gerecht in eerste aanleg, met een verlenging van de termijn voor [verzoeker 5] om zijn aandeel in de getaxeerde waarde te voldoen. Tevens worden de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van de verzoekers begroot.