ECLI:NL:HR:2021:175
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake schadevergoeding door belanghebbende
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 februari 2021 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] te [Z], Slowakije, tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft een verzoek om schadevergoeding dat door belanghebbende was ingediend na een onbetaalde aanslag in de motorrijtuigenbelasting. De Inspecteur had het bezwaar tegen de aanmaningskosten toegewezen, maar het verzoek om proceskosten in bezwaar afgewezen. Hierop heeft belanghebbende beroep aangetekend bij de Rechtbank Noord-Holland, die het beroep ongegrond verklaarde en het verzoek om schadevergoeding afwees.
Vervolgens heeft het Hof op 25 juni 2020 het hoger beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de beroepstermijn. Belanghebbende heeft geen verzet aangetekend tegen deze uitspraak en ook geen beroep in cassatie ingesteld. In plaats daarvan heeft hij de Hoge Raad verzocht om te beslissen op zijn verzoek om schadevergoeding.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er geen wettelijke bepaling in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) of de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) is die de Hoge Raad de bevoegdheid geeft om zelf op een verzoek tot schadevergoeding te beslissen. Gelet op deze overwegingen heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.