ECLI:NL:HR:2021:1743

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 november 2021
Publicatiedatum
22 november 2021
Zaaknummer
19/05632
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over vervangende hechtenis en gijzeling bij schadevergoedingsmaatregel

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 november 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft valsheid in geschrift en verduistering, waarbij de verdachte een schadevergoedingsmaatregel opgelegd kreeg. De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen voor het gedeelte dat betrekking heeft op de vervangende hechtenis. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de totale duur van gijzeling, die kan worden opgelegd in het kader van de schadevergoedingsmaatregel, maximaal één jaar mag zijn, waarbij in deze specifieke zaak onder een jaar 360 dagen moet worden verstaan. Dit is in lijn met eerdere uitspraken van de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd voor zover deze betrekking had op de vervangende hechtenis en heeft zelf bepaald dat gijzeling kan worden toegepast voor de duur van ten hoogste een jaar. Het beroep is voor het overige verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/05632
Datum23 november 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 11 december 2019, nummer 21/003081-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1955,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft F.P. Slewe, advocaat te Schiphol, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voor zover bij de schadevergoedingsmaatregel vervangende hechtenis is toegepast en tot het bepalen door de Hoge Raad dat met toepassing van artikel 6:4:20 Sv gijzeling voor de duur van ten hoogste een jaar kan worden toegepast en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat bij de opgelegde schadevergoedingsmaatregel vervangende hechtenis is toegepast voor de duur van 365 dagen.
2.2
Het hof heeft de verdachte de verplichting opgelegd, kort gezegd, om aan de Staat ten behoeve van het in het arrest genoemde slachtoffer het in het arrest vermelde bedrag te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 365 dagen hechtenis.
2.3
Het cassatiemiddel slaagt. De Hoge Raad zal de uitspraak van het hof vernietigen voor zover daarbij vervangende hechtenis is toegepast, overeenkomstig hetgeen is beslist in HR 26 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:914. De Hoge Raad zal zelf bepalen dat ten aanzien van de opgelegde schadevergoedingsmaatregel gijzeling kan worden toegepast voor de duur van ten hoogste een jaar, waarbij in deze zaak geldt dat onder een jaar 360 dagen moet worden verstaan (vgl. HR 1 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:812).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend voor zover bij de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het in het arrest genoemde slachtoffer vervangende hechtenis is toegepast;
- bepaalt dat ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het in het arrest genoemde slachtoffer met toepassing van artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering gijzeling voor de duur van ten hoogste een jaar kan worden toegepast;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
23 november 2021.