ECLI:NL:HR:2021:1742

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 november 2021
Publicatiedatum
19 november 2021
Zaaknummer
20/01689
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam inzake niet-ontvankelijkheid in hoger beroep wegens overschrijding van de appeltermijn

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 november 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De verdachte was eerder door de politierechter veroordeeld voor schuldheling op 23 januari 2020. Hij heeft op 20 februari 2020 hoger beroep ingesteld, maar het hof verklaarde hem niet-ontvankelijk in het hoger beroep omdat dit niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van veertien dagen was gedaan. De verdachte voerde aan dat hij tijdens de zitting had gevraagd of hij in hoger beroep mocht gaan en dat de rechter had bevestigd dat dit mogelijk was. Hij was in de veronderstelling dat hij op de juiste wijze hoger beroep had ingesteld, maar het hof ging niet in op dit verweer.

De advocaat-generaal concludeerde tot vernietiging van de uitspraak van het hof en terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Amsterdam. De Hoge Raad oordeelde dat het hof niet toereikend gemotiveerd had waarom het verweer van de verdachte niet werd gehonoreerd. De Hoge Raad benadrukte dat als een verweer duidelijk en gemotiveerd is, de rechter bij verwerping daarvan expliciet de redenen moet geven. Aangezien het hof dit niet had gedaan, vernietigde de Hoge Raad de uitspraak en wees de zaak terug naar het gerechtshof voor een nieuwe behandeling.

Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door de rechter bij het afwijzen van verweren, vooral in zaken waar de termijn voor het instellen van een rechtsmiddel ter discussie staat.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer20/01689
Datum23 november 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 19 mei 2020, nummer 23-000552-20, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J.J. Sneller, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Amsterdam, teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt over het oordeel van het hof dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep.
2.2.1
De verdachte is bij vonnis van de politierechter van 23 januari 2020 op tegenspraak veroordeeld ter zake van schuldheling. Tegen dit vonnis heeft de verdachte op 20 februari 2020 hoger beroep ingesteld.
2.2.2
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
“De voorzitter deelt mede dat uit de stukken van het dossier blijkt dat de verdachte op 23 januari 2020 op tegenspraak is veroordeeld door de rechtbank Amsterdam. Het hoger beroep dat op 20 februari 2020 is ingesteld zou derhalve niet ontvankelijk zijn.
De verdachte voert aan dat hij tijdens de zitting heeft gevraagd of hij in hoger beroep mag gaan. De rechter heeft gezegd dat dit mag. Toen heeft hij aangegeven bij deze hoger beroep in te stellen. Verder geeft de verdachte aan dat hij zonder zijn advocaat was en er van uit ging op de juiste wijze hoger beroep te hebben ingesteld. Hij wist niet welke procedure hij verder moest volgen. Hij ging ervan uit dat alles goed is gegaan. Het klopt, aldus de verdachte, dat hij dezelfde dag nog contact heeft gehad met zijn advocaat, maar die heeft niet geïnformeerd of op de juiste wijze hoger beroep was ingesteld. Die ging ervan uit dat dat correct was gedaan.
De advocaat-generaal voert het woord en leest zijn vordering voor. Hij vordert dat de verdachte, wegens overschrijding van de appeltermijn, niet ontvankelijk zal worden verklaard in het ingestelde hoger beroep. De dagvaarding heeft de verdachte in persoon ontvangen. De verdachte is op 23 januari 2020 bekend geworden met het vonnis en heeft niet binnen veertien dagen appel ingesteld. De advocaat-generaal verwijst in dat verband naar de informatie op de achterzijde van de dagvaarding.
De raadsman voert aan dat de verdachte in persoon heeft laten weten dat hij in hoger beroep ging, zoals hem dit is voorgehouden. Men had hem er op moeten wijzen dat hij beneden, dat wil zeggen bij de griffie, hoger beroep moest instellen. Hij mocht er op vertrouwen op de juiste wijze hoger beroep te hebben ingesteld.
De verdachte voegt daaraan toe dat het meer dan duidelijk was dat hij hoger beroep aantekende.”
2.2.3
Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep en heeft daartoe het volgende overwogen:
“De verdachte is in eerste aanleg gedagvaard om op 23 januari 2020 te verschijnen ter terechtzitting van de politierechter in de rechtbank Amsterdam.
De verdachte is op 23 januari 2020 ter terechtzitting verschenen en is bij vonnis op tegenspraak veroordeeld.
Tegen dit vonnis heeft de verdachte niet binnen veertien dagen nadien hoger beroep ingesteld, maar eerst op 20 februari 2020.
Nu het hoger beroep niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn is ingesteld zal de verdachte daarin niet ontvankelijk worden verklaard.”
2.3
Als duidelijk en gemotiveerd het verweer is gevoerd dat een termijn voor het instellen van een rechtsmiddel verontschuldigbaar is overschreden, moet de rechter bij verwerping daarvan uitdrukkelijk de redenen van die beslissing geven (vgl. HR 22 mei 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR3700).
2.4
Het oordeel van het hof is, gelet op wat door en namens de verdachte naar voren is gebracht, niet toereikend gemotiveerd. Voor zover het cassatiemiddel daarover klaagt, is het gegrond. Dat brengt mee dat bespreking van het restant van het cassatiemiddel niet nodig is.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
23 november 2021.