Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
19 november 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de vrouw, wonende te [woonplaats], beroep in cassatie ingesteld tegen de beschikking van het hof van 22 september 2020. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat K. Aantjes, verzoekt om een provisioneel verzoek tot betaling van de helft van de huurinkomsten van bedrijfspanden en om overlegging van stukken. De man, wonende te [woonplaats], heeft verzocht het beroep te verwerpen en wordt vertegenwoordigd door advocaat J. van Duijvendijk-Brand. De plaatsvervangend Procureur-Generaal M.H. Wissink heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.
De Hoge Raad verwijst voor het verloop van het geding in feitelijke instanties naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Midden-Nederland en het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De Hoge Raad heeft de klachten over de beschikking van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de beschikking. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 19 november 2021 het beroep verworpen. Deze beschikking is gegeven door de vicepresident C.A. Streefkerk als voorzitter en de raadsheren F.J.P. Lock en S.J. Schaafsma, en is in het openbaar uitgesproken door raadsheer H.M. Wattendorff.