Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van de middelen
4.Beslissing
5 november 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 november 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over het ontslag van een executeur. De zaak betreft een broer die als executeur was benoemd in het testament van zijn overleden vader, samen met zijn zussen als erfgenamen. De broer had de benoeming aanvaard, maar zijn zussen, met name zus 1, verzochten om zijn ontslag als executeur op grond van gewichtige redenen, zoals bedoeld in artikel 4:149 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter heeft het verzoek van zus 1 ingewilligd en de broer ontslagen als executeur.
Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd en daarbij benadrukt dat het begrip 'gewichtige reden' casuïstisch moet worden beoordeeld. Het hof oordeelde dat de verstoorde verhoudingen tussen de erfgenamen en de complexiteit van de nalatenschap voldoende grond vormden voor het ontslag van de broer. De broer heeft cassatie ingesteld tegen deze beslissing, waarbij hij aanvoerde dat het hof niet had mogen oordelen over zijn ontslag als afwikkelingsbewindvoerder, omdat dit niet expliciet in het inleidend verzoek was opgenomen.
De Hoge Raad heeft de klachten van de broer verworpen en geoordeeld dat het hof de bevoegdheden van de broer als afwikkelingsbewindvoerder onlosmakelijk had verbonden aan zijn rol als executeur. De Hoge Raad concludeerde dat het ontslag van de broer als executeur ook zijn bevoegdheden als afwikkelingsbewindvoerder omvatte. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de kosten van het geding in cassatie gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.