ECLI:NL:HR:2021:1590
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens verzuim in de gronden
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 oktober 2021 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie. Het beroep was ingesteld door [X] te [Z], vertegenwoordigd door A. Bakker, tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 30 maart 2021. De Hoge Raad constateerde dat het beroepschrift in cassatie niet voldeed aan de eisen van artikel 6:5, lid 1, letter d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het niet de gronden van het beroep bevatte.
De griffier van de Hoge Raad had op 20 mei 2021 een bericht geplaatst in het digitaal dossier van belanghebbende, waarin deze in de gelegenheid werd gesteld het verzuim binnen zes weken te herstellen. Deze termijn eindigde op 1 juli 2021. De Hoge Raad ging ervan uit dat belanghebbende het bericht had ontvangen, conform artikel 8:36c, lid 2, Awb. Aangezien belanghebbende het verzuim niet had hersteld, besloot de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren op basis van artikel 6:6 Awb.
De Hoge Raad oordeelde verder dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, samen met de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, en werd openbaar uitgesproken op 22 oktober 2021.