ECLI:NL:HR:2021:1590

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 oktober 2021
Publicatiedatum
21 oktober 2021
Zaaknummer
21/02057
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens verzuim in de gronden

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 oktober 2021 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie. Het beroep was ingesteld door [X] te [Z], vertegenwoordigd door A. Bakker, tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 30 maart 2021. De Hoge Raad constateerde dat het beroepschrift in cassatie niet voldeed aan de eisen van artikel 6:5, lid 1, letter d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het niet de gronden van het beroep bevatte.

De griffier van de Hoge Raad had op 20 mei 2021 een bericht geplaatst in het digitaal dossier van belanghebbende, waarin deze in de gelegenheid werd gesteld het verzuim binnen zes weken te herstellen. Deze termijn eindigde op 1 juli 2021. De Hoge Raad ging ervan uit dat belanghebbende het bericht had ontvangen, conform artikel 8:36c, lid 2, Awb. Aangezien belanghebbende het verzuim niet had hersteld, besloot de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren op basis van artikel 6:6 Awb.

De Hoge Raad oordeelde verder dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, samen met de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, en werd openbaar uitgesproken op 22 oktober 2021.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer21/02057
Datum22 oktober 2021
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende),
vertegenwoordigd door A. Bakker
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 30 maart 2021, nrs. 19/00565 en 19/00586 [1] .

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Het via het webportaal van de Hoge Raad ontvangen beroepschrift in cassatie bevat, hoewel artikel 6:5, lid 1, letter d, Awb dit vereist, niet de gronden van het beroep.
De griffier van de Hoge Raad heeft op 20 mei 2021 in het digitaal dossier van belanghebbende een bericht geplaatst waarbij belanghebbende in de gelegenheid wordt gesteld dat verzuim binnen zes weken na die datum te herstellen. Die termijn eindigde op 1 juli 2021. Van de plaatsing van het hiervoor vermelde bericht in het digitaal dossier van belanghebbende is eveneens op 20 mei 2021 een notificatie verzonden naar het door de gemachtigde van belanghebbende voor dit doel opgegeven e-mailadres. Op grond hiervan neemt de Hoge Raad aan dat belanghebbende dit bericht heeft ontvangen, en wel, gelet op artikel 8:36c, lid 2, Awb, op 20 mei 2021.
Belanghebbende heeft het hiervoor bedoelde verzuim niet hersteld. Daarom zal de Hoge Raad met toepassing van artikel 6:6 Awb het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 22 oktober 2021.