ECLI:NL:HR:2021:1539
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake vennootschapsbelasting
In deze zaak heeft [X] B.V. beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 december 2019, nr. 18/00997. Dit hoger beroep volgde op een eerdere uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nr. AWB 16/7415) betreffende de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 2010. De belanghebbende, vertegenwoordigd door W.J.M. Mulder, heeft een aantal klachten ingediend tegen de uitspraak van het Hof. De Staatssecretaris van Financiën, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend. De Hoge Raad heeft de klachten beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken op 15 oktober 2021 door de raadsheer M.E. van Hilten als voorzitter, samen met de raadsheren E.F. Faase en J.A.R. van Eijsden, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski.