ECLI:NL:HR:2021:1514

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 oktober 2021
Publicatiedatum
14 oktober 2021
Zaaknummer
21/00336
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van beroep in cassatie inzake griffierecht en betalingsonmacht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 oktober 2021 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie van [X] B.V. tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant. De Rechtbank had op 30 december 2020 uitspraak gedaan in een verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van 28 augustus 2020. Belanghebbende had een beroep gedaan op betalingsonmacht met betrekking tot het verschuldigde griffierecht. De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende op verschillende momenten in de gelegenheid gesteld om haar betalingsonmacht aan te tonen, maar de gevraagde stukken zijn niet overgelegd. Hierdoor heeft de griffier de heffing van het griffierecht voortgezet en belanghebbende gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht van € 541. Ondanks een aangetekende brief van de griffier waarin belanghebbende werd gewezen op de betalingsverplichting, is het griffierecht niet voldaan. De Hoge Raad oordeelt dat het beroep in cassatie op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer21/00336
Datum15 oktober 2021
ARREST
in de zaak van
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 30 december 2020, nrs. BRE 19/968 en 19/970, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank van 28 augustus 2020.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van beroep in cassatie

Belanghebbende heeft ter zake van betaling van het verschuldigde griffierecht een beroep op betalingsonmacht gedaan.
De griffier van de Hoge Raad (hierna: de griffier) heeft op 6 april 2021 in het digitaal dossier van belanghebbende een bericht geplaatst waarbij belanghebbende in de gelegenheid is gesteld binnen twee weken door middel van stukken haar betalingsonmacht alsmede die van haar bestuurder en aandeelhouder(s) aan te tonen.
Van de plaatsing van het hiervoor vermelde bericht in het digitaal dossier van belanghebbende is eveneens op 6 april 2021 een notificatie verzonden naar het door belanghebbende voor dit doel opgegeven e–mailadres.
De gevraagde stukken zijn niet overgelegd waarna de griffier de heffing van het griffierecht heeft voortgezet. Voorts heeft de griffier in het op 26 april 2021 in het digitaal dossier van belanghebbende geplaatste bericht erop gewezen dat het voor de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigde griffierecht niet € 134 maar € 541 bedraagt.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 8 juni 2021 gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling daarvan een termijn van vier weken gesteld. Deze brief is volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres. Het griffierecht is niet tot het verschuldigde bedrag voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft op 8 juli 2021 een bericht in het digitaal dossier van belanghebbende geplaatst waarbij belanghebbende in de gelegenheid is gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet volledig is betaald. Hetgeen belanghebbende in de via het webportaal van de Hoge Raad ingediende brief van 5 augustus 2021 aanvoert, vormt geen grond voor het oordeel dat belanghebbende niet in verzuim is geweest.
Het beroep in cassatie moet daarom op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb niet–ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 15 oktober 2021.