ECLI:NL:HR:2021:1514
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van beroep in cassatie inzake griffierecht en betalingsonmacht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 oktober 2021 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie van [X] B.V. tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant. De Rechtbank had op 30 december 2020 uitspraak gedaan in een verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van 28 augustus 2020. Belanghebbende had een beroep gedaan op betalingsonmacht met betrekking tot het verschuldigde griffierecht. De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende op verschillende momenten in de gelegenheid gesteld om haar betalingsonmacht aan te tonen, maar de gevraagde stukken zijn niet overgelegd. Hierdoor heeft de griffier de heffing van het griffierecht voortgezet en belanghebbende gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht van € 541. Ondanks een aangetekende brief van de griffier waarin belanghebbende werd gewezen op de betalingsverplichting, is het griffierecht niet voldaan. De Hoge Raad oordeelt dat het beroep in cassatie op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.