Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beslissing
12 oktober 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 oktober 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De zaak betreft een verdachte die is veroordeeld voor feitelijke aanranding van een aan hem toevertrouwde minderjarige en ontucht met een minderjarige in zijn hoedanigheid als sportmasseur/fysiotherapeut. De Hoge Raad heeft de bijzondere voorwaarde vernietigd die door het hof was opgelegd, namelijk dat de verdachte ervoor moest zorgen dat er altijd toezicht was van een volwassene die kennis droeg van zijn veroordeling wanneer hij in een ruimte was met minderjarigen. De Hoge Raad oordeelde dat deze voorwaarde in strijd was met artikel 14c lid 2, onder 14°, van het Wetboek van Strafrecht, omdat het niet onder alle omstandigheden afhankelijk is van het gedrag van de veroordeelde of hij zich in een ruimte met minderjarigen zal bevinden. De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit een eerdere uitspraak en concludeerde dat de bijzondere voorwaarde niet voldeed aan de wettelijke eisen. De Hoge Raad heeft de zaak zelf afgedaan en de bijzondere voorwaarde vernietigd, terwijl het beroep voor het overige werd verworpen.