Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beslissing
12 oktober 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 oktober 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 3 december 2019. De verdachte, geboren in 1971, was veroordeeld voor mensenhandel en het medeplegen van vervaardigen en bezit van kinderporno. Het hof had de verdachte schadevergoedingsmaatregelen opgelegd, waarbij bij gebreke van betaling vervangende hechtenis was opgelegd. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het hof ten onrechte de totale duur van de gijzeling op meer dan 360 dagen heeft bepaald. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd voor zover het de vervangende hechtenis betreft en de duur van de gijzeling verminderd tot het wettelijk maximum van één jaar. Daarnaast heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de redelijke termijn van artikel 6 lid 1 van het EVRM is overschreden, wat heeft geleid tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van dertien jaren naar twaalf jaren en zes maanden. De Hoge Raad heeft de duur van de gijzeling voor de verschillende benadeelde partijen vastgesteld op respectievelijk 199, 22, 5, 96, 22 en 16 dagen.