ECLI:NL:HR:2021:145

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 januari 2021
Publicatiedatum
28 januari 2021
Zaaknummer
19/03817
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over verdeling nalatenschap en geschil tussen executeurs

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 januari 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een geschil over de verdeling van een nalatenschap. De zaak betreft een Arubaanse kwestie waarin de verzoeker, een erfgenaam en geschorste executeur-testamentair, in conflict is geraakt met de nieuw benoemde executeur. De Hoge Raad heeft de verzoeker in cassatie, vertegenwoordigd door advocaat R.S. Meijer, geconfronteerd met de verweerder, die in zijn hoedanigheid van executeur-testamentair optreedt in de nalatenschap van de erflaatster, en werd bijgestaan door advocaat D.M. de Knijff.

De Hoge Raad heeft het procesverloop in de feitelijke instanties in acht genomen, waaronder eerdere vonnissen van de voorzieningenrechter in Aruba en het Gemeenschappelijk Hof van Justitie. De verzoeker heeft cassatie ingesteld tegen het vonnis van het hof, terwijl de verweerder een verweerschrift heeft ingediend. De conclusie van de Advocaat-Generaal B.J. Drijber was gericht op de verwerping van het cassatieberoep, waarop de advocaat van de verzoeker schriftelijk heeft gereageerd.

Na beoordeling van de klachten over het vonnis van het hof heeft de Hoge Raad geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het vonnis. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering hoeven geven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bepaald in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de verzoeker veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 407,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer19/03817
Datum29 januari 2021
ARREST
In de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
hierna: [verzoeker],
advocaat: R.S. Meijer,
tegen
[verweerder], in zijn hoedanigheid van executeur-testamentair in de nalatenschap van [erflaatster],
kantoorhoudende te [vestigingsplaats], Aruba,
VERWEERDER in cassatie,
hierna: [verweerder],
advocaat: D.M. de Knijff.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
het vonnis van 22 november 2017 van de voorzieningenrechter in het Gerecht in eerste aanleg van Aruba in de zaak K.G. 2104 van 2017/AUA201702533;
het vonnis van 18 juni 2019 van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba in de zaak KG 2104/2017 - AUA 201702533 - AUA2018H00249 .
[verzoeker] heeft tegen het vonnis van het hof beroep in cassatie ingesteld.
[verweerder] heeft een verweerschrift tot verwerping van het beroep ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor [verzoeker] mede door A. Stortelder en L. Tolatzis.
De conclusie van de Advocaat-Generaal B.J. Drijber strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [verzoeker] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het vonnis van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat vonnis. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt Hochman in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 407,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren M.J. Kroeze, C.H. Sieburgh, H.M. Wattendorff en A.E.B. ter Heide, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.J. Kroeze op
29 januari 2021.