ECLI:NL:HR:2021:1431

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 oktober 2021
Publicatiedatum
1 oktober 2021
Zaaknummer
21/00125
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 oktober 2021 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [X] B.V. tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie, waarbij belanghebbende, vertegenwoordigd door J.J. Pronk, een beroep deed op betalingsonmacht met betrekking tot het verschuldigde griffierecht. De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende op 15 april 2021 in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken een verklaring omtrent afwezigheid van vermogen in te dienen. Deze verklaring is echter niet tijdig ingediend, waarna de griffier de heffing van het griffierecht heeft voortgezet. Op 4 mei 2021 heeft de griffier belanghebbende per aangetekende brief gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor betaling. Ondanks deze aanmaning is het griffierecht niet voldaan. Op 7 juni 2021 heeft de griffier opnieuw een bericht in het digitaal dossier geplaatst, maar de argumenten die de gemachtigde van belanghebbende op 4 juli 2021 aanvoerde, werden door de Hoge Raad niet als voldoende beschouwd om te concluderen dat belanghebbende niet in verzuim was. De Hoge Raad heeft daarom het beroep in cassatie op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer21/00125
Datum1 oktober 2021
ARREST
in de zaak van
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende),
vertegenwoordigd door J.J. Pronk
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN,
vertegenwoordigd door [P]
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 23 november 2020, nrs. SGR 20/2088 V en SGR 20/2090 V tot en met SGR 20/2101 V, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank van 11 juni 2020.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van beroep in cassatie

Belanghebbende heeft ter zake van betaling van het verschuldigde griffierecht een beroep op betalingsonmacht gedaan.
De griffier van de Hoge Raad (hierna: de griffier) heeft op 15 april 2021 in het digitaal dossier van belanghebbende een bericht geplaatst waarbij belanghebbende in de gelegenheid is gesteld binnen twee weken een verklaring omtrent afwezigheid van vermogen in te dienen.
Van de plaatsing van het hiervoor vermelde bericht in het digitaal dossier van belanghebbende is eveneens op 15 april 2021 een notificatie verzonden naar het door de gemachtigde van belanghebbende voor dit doel opgegeven e–mailadres.
De verklaring is niet binnen die termijn ingediend waarna de griffier de heffing van het griffierecht heeft voortgezet.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 4 mei 2021 gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling daarvan een termijn van vier weken gesteld. Deze brief is volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL afgehaald op de afhaallocatie. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft op 7 juni 2021 een bericht in het digitaal dossier van belanghebbende geplaatst waarbij belanghebbende in de gelegenheid is gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet is betaald. Hetgeen de gemachtigde van belanghebbende in het via het webportaal van de Hoge Raad ingediende brief van 4 juli 2021 aanvoert, vormt geen grond voor het oordeel dat belanghebbende niet in verzuim is geweest.
Het beroep in cassatie moet daarom op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb niet–ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2021.