ECLI:NL:HR:2021:1431
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 oktober 2021 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [X] B.V. tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie, waarbij belanghebbende, vertegenwoordigd door J.J. Pronk, een beroep deed op betalingsonmacht met betrekking tot het verschuldigde griffierecht. De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende op 15 april 2021 in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken een verklaring omtrent afwezigheid van vermogen in te dienen. Deze verklaring is echter niet tijdig ingediend, waarna de griffier de heffing van het griffierecht heeft voortgezet. Op 4 mei 2021 heeft de griffier belanghebbende per aangetekende brief gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor betaling. Ondanks deze aanmaning is het griffierecht niet voldaan. Op 7 juni 2021 heeft de griffier opnieuw een bericht in het digitaal dossier geplaatst, maar de argumenten die de gemachtigde van belanghebbende op 4 juli 2021 aanvoerde, werden door de Hoge Raad niet als voldoende beschouwd om te concluderen dat belanghebbende niet in verzuim was. De Hoge Raad heeft daarom het beroep in cassatie op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.