Uitspraak
1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie
Het beroep in cassatie moet daarom op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb nietontvankelijk worden verklaard.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 september 2021 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie van [X] B.V. tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft een hoger beroep dat voortvloeit uit eerdere uitspraken van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch en de Rechtbank Zeeland-West-Brabant. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de griffier van de Hoge Raad de belanghebbende op 7 juli 2021 heeft gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en een termijn van vier weken heeft gesteld voor de betaling daarvan. Ondanks dat de brief op het opgegeven adres is afgeleverd, is het griffierecht niet voldaan. De belanghebbende heeft op 5 augustus 2021 de gelegenheid gekregen om te verklaren waarom het griffierecht niet is betaald, maar de aangevoerde redenen zijn door de Hoge Raad niet als voldoende geacht. Hierdoor is de Hoge Raad tot de conclusie gekomen dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om de proceskosten te veroordelen. Het arrest is uitgesproken door vice-president M.E. van Hilten en de raadsheren E.N. Punt en J.A.R. van Eijsden, in aanwezigheid van waarnemend griffier E. Cichowski.