ECLI:NL:HR:2021:1369

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 september 2021
Publicatiedatum
24 september 2021
Zaaknummer
21/02313
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake belastingrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 september 2021 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie van [X] B.V. tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft een hoger beroep dat voortvloeit uit eerdere uitspraken van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch en de Rechtbank Zeeland-West-Brabant. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de griffier van de Hoge Raad de belanghebbende op 7 juli 2021 heeft gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en een termijn van vier weken heeft gesteld voor de betaling daarvan. Ondanks dat de brief op het opgegeven adres is afgeleverd, is het griffierecht niet voldaan. De belanghebbende heeft op 5 augustus 2021 de gelegenheid gekregen om te verklaren waarom het griffierecht niet is betaald, maar de aangevoerde redenen zijn door de Hoge Raad niet als voldoende geacht. Hierdoor is de Hoge Raad tot de conclusie gekomen dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om de proceskosten te veroordelen. Het arrest is uitgesproken door vice-president M.E. van Hilten en de raadsheren E.N. Punt en J.A.R. van Eijsden, in aanwezigheid van waarnemend griffier E. Cichowski.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer21/02313
Datum24 september 2021
ARREST
in de zaak van
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende),
vertegenwoordigd door A.F.M.J. Verhoeven
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 22 april 2021, nrs. 19/00589, 19/00590, 19/00607 en 19/00608, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nrs. BRE 18/47 en BRE 18/48).

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 7 juli 2021 gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling daarvan een termijn van vier weken gesteld. Deze brief is volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres. Het griffierecht is niet voldaan. De griffier van de Hoge Raad heeft op 5 augustus 2021 een bericht in het digitaal dossier van belanghebbende geplaatst waarbij belanghebbende in de gelegenheid is gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet is betaald. Hetgeen belanghebbende in haar via het webportaal van de Hoge Raad ingediende brief van 17 augustus 2021 aanvoert, vormt geen grond voor het oordeel dat belanghebbende niet in verzuim is geweest.
Het beroep in cassatie moet daarom op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb nietontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en J.A.R. van Eijsden, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 24 september 2021.