ECLI:NL:HR:2021:1345

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 september 2021
Publicatiedatum
23 september 2021
Zaaknummer
20/01375
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over testament en onterving met betrekking tot bewijswaardering en essentiële stellingen

In deze zaak hebben eisers, vertegenwoordigd door hun advocaat J. van Weerden, cassatie ingesteld tegen de arresten van het gerechtshof Amsterdam van 9 mei 2017, 12 juni 2018 en 14 januari 2020. De verweersters, waaronder een executeur, vertegenwoordigd door advocaat M.E. Bruning, hebben een verweerschrift ingediend. De Advocaat-Generaal R.H. de Bock heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.

De Hoge Raad heeft de klachten van eisers over de arresten van het hof beoordeeld. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de arresten. Het is niet nodig om te motiveren waarom dit oordeel is gegeven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en de kosten van het geding in cassatie gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Dit arrest is gewezen op 24 september 2021 door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren C.H. Sieburgh en F.R. Salomons, en openbaar uitgesproken door raadsheer H.M. Wattendorff.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer20/01375
Datum24 september 2021
ARREST
In de zaak van
1. [eiser 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiseres 2],
wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
hierna gezamenlijk: [eisers],
advocaat: J. van Weerden,
tegen
1. [verweerster 1],
wonende te Zwitserland,
2. Johannes Cornelis Jacobus SMALLENBROEK, in zijn hoedanigheid van executeur/afwikkelingsbewindvoerder van de nalatenschap van [erflaatster],
kantoorhoudende te Leiderdorp,
VERWEERDERS in cassatie,
hierna: [verweerster 1] en de executeur,
advocaat: M.E. Bruning.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de vonnissen in de zaak C/16/335042 / HA ZA 13-33 van de rechtbank Midden-Nederland van 13 maart 2013, 26 juni 2013 en 18 juni 2014;
de arresten in de zaak 200.166.688/01 van het gerechtshof Amsterdam van 9 mei 2017, 31 oktober 2017, 12 juni 2018 en 14 januari 2020.
[eisers] hebben tegen de arresten van het hof van 9 mei 2017, 12 juni 2018 en 14 januari 2020 beroep in cassatie ingesteld.
[verweerster 1] en de executeur hebben een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor [verweerster 1] en de executeur toegelicht door hun advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal R.H. de Bock strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over de arresten van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die arresten. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het beroep;
  • compenseert de kosten van het geding in cassatie aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren C.H. Sieburgh en F.R. Salomons, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff op
24 september 2021.