ECLI:NL:HR:2021:1332
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Rechtbank Den Haag inzake belastingzaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 september 2021 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende, [X], zonder vaste woon- of verblijfplaats, tegen de Staatssecretaris van Financiën. Dit beroep was gericht tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 10 februari 2021, waarin meerdere nummers van zaken zijn behandeld, te weten SGR 20/5182 V, SGR 20/5183 V, SGR 20/5186 V en SGR 20/5187 V. De Rechtbank had eerder op 5 november 2020 een uitspraak gedaan waartegen belanghebbende verzet had aangetekend.
Belanghebbende, vertegenwoordigd door N. Allam, heeft in cassatie een aantal klachten ingediend tegen de uitspraak van de Rechtbank. De Staatssecretaris van Financiën, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend. De Hoge Raad heeft de klachten beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank. De Hoge Raad heeft in dit geval geen verdere motivering hoeven geven, aangezien de klachten niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Deze uitspraak is gedaan door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, samen met de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, en is openbaar uitgesproken op 17 september 2021.