ECLI:NL:HR:2021:1326
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake inkomstenbelasting 2014
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 september 2021 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende, vertegenwoordigd door A.A. Kan, tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 16 februari 2021, nummer 19/00728, die op zijn beurt voortvloeide uit een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nummer HAA 18/2982). De zaak betreft de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2014.
Belanghebbende heeft een middel voorgesteld in het cassatieberoep, maar de Hoge Raad heeft geoordeeld dat dit middel niet kan leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling geen verdere motivering hoeven geven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft.